063

De waarheidstabel van een exclusieve OF-poort [EXOR] is gegeven in

a   tabel 2
b   tabel 4
c   tabel 1
d   tabel 3
064

Deze schakeling functioneert als een

a   exclusieve OF-poort [EXOR]
b   opteller [full adder]
c   D-flipflop
d   tweedeler
065

Geef de waarheidstabel...>>>

-
066

Geef de waarheidstabel...>>>

-
077

Deze karakteristiek heeft betrekking op een

a   zenerdiode
b   weerstand
c   FET
d   spanningsbron

-
078

Ingang Y gaat van 0 naar 1
Uitgang Q

a   blijft1
b   gaat van 1 naar 0
c   blijft 0
d   gaat van 0 naar 1

-
079

De collectorstroom is

a    3 mA
b   0.1 mA
c   1 mA
d   10 mA

-
070

Een zenerdiode wordt meestal toegepast om een

a   constante spanning te maken
b   signaal te versterken
c   wisselspanning gelijk te richten
d   voedingsspanning te verhogen

-
071

Om een oscillator te verstemmen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een

a   varicap
b   LED
c   zenerdiode
d   diodebrug

-
072

In de schakeling komt +5V overeen met logisch 1
0 V komt overeen met logisch 0
De juiste waarheidstabel is

a   1
b   3
c   2
d   4

-
073

De spanningsvorm over C wordt weergegeven door

a   C
b   D
c   A
d   B

-
074

In de schakeling komt +5V overeen met logisch 1
In de schakeling komt  0 V overeen met logisch 0
De juiste waarheidstabel is

a   tabel 2
b   tabel 3
c   tabel 1
d   tabel 4

-
075

Door een lange spoel loopt een hf-wisselstroom
Een aluminium huls is in de lengterichting van een smalle luchtspleet voorzien, om de spoel geschoven en geaard
Dit wordt gedaan om

a   alleen het elektrische veld af te schermen
b   de magnetische veldlijnen te concentreren bij de luchtspleet
c   het elektrische en magnetische veld af te schermen
d   de zelfinductie te vergroten

-
076

Juist is

a   X = 0 en Y = 0
b   X = 0 en Y = 1
c   X = 1 en Y = 1
d   X = 1 en Y = 0

-
080

De voltmeter wijst 5V aan en heeft een inwendige weerstand van 2KOhm
Van de transistor is de versterking 100X.
De ingangsweerstand Ri is ongeveer:

a   2 KOhm
b   200 KOhm
c   0,5 KOhm
d   10 KOhm

-
081

Wat is juist?
 
a   X=1 en Y=1
b   X=0 en Y=0
c   X=0 en Y=1
d   X=1 en Y=0

-
082

De logische 1=5V en de logische 0=0V
Dit is een:

a   NOF (NOT)
b   EN (AND)
c   OF (OR)
d   NEN (NAND)

-
083

Stelling 1
De drainstroom van een FET is afhankelijk vab de gatespanning.
Stelling 2
De drainstroom van een FET is praktisch onafhankelijk van de drainspanning.
Wat is juist?

a   stelling 1 en 2
b   alleen stelling 1
c   geen van beide stellingen
d   alleen stelling 2

-
084

Voor een transistor geldt: Ube = 0.7 V
De basisstroom is te verwaarlozen.
Uce=

a   10.7 V
b   4.3 V
c   5 V
d   0.7 V

-
085

De waarheidstabel van een exclusieve OF-poort (EXOR) is gegeven in: 

a   tabel 2
b   tabel 4
c   tabel 1
d   tabel 3

-
086

Van een penthode, ingesteld in de klasse A, is het verband tussen Ia en Ug gegeven bij een anodeweerstand van 5000 Ohm.
De spanningsversterking is:

a   250 maal
b   10 maal
c   50 maal
d   20 maal

-
087

Om de maximale toelaatbare vermogensdissipatie van een weerstand te verhogen, kan men het beste:

a   het oppervlak van de weerstand zo klein mogelijk maken
b   de weerstandswaarde zo groot mogelijk maken
c   de weerstandswaarde zo klein mogelijk maken
d   het oppervlak van de weerstand zo groot mogelijk maken

-
088

Het aanbrengen van een poederijzerkern in een spoel die op 3.5 Mhz wordt toegepast, heeft de volgende invloed:

a   zelfinductie neemt af en Q-faktor blijft gelijk
b   zelfinductie neemt af en Q-factor neemt toe
c   zelfinductie neemt toe en Q-faktor neemt toe
d   zelfinductie blijft gelijk en Q-factor neemt af

-
089

In een in klasse A ingestelde triode-versterker geldt:
stelling 1
de anode is positief tov de kathode
stelling 2
het stuurrooster is positief tov de kathode
Wat is juist?

a   alleen stelling 1
b   alleen stelling 2
c   beiden stellingen
d   geen van beiden stellingen

-
090

Voor de transistor geldt: Ube = 0.7 V.
De basisstroom is te verwaarlozen.
Uce is:

a   13 V
b   5.5 V
c   0.55 V
d   8.5 V

-
091

De waarde van de weerstand Rc is:

a   0.5 K

b   2.5 K

c      2 K

d      3 K


-
092

De waarde van Rb is:

a   120 K

b   180 K

c   160 K

d     60 K


-
093

De oervorm van een PNP-transistor is de twee-diode schakeling in:

a   schakeling 1
b   schakeling 3
c   schakeling 2
d   schakeling 4

-
094

Voor de uitgang Q geldt:

a   tabel 2
b   tabel 1
c   tabel 4
d   tabel 3
095

De gelijkspanning tussen de gate en de source wordt bepaald door:

a   de gatestroom en de weerstend Rs
b   de sourcestroom en de weerstand Rs
b   de condensator Cs
d   de weerstand Rg
096

De spannng U is:

a   0 V
b   -12 V
c   +10 V
d   -36 V
097

Van de schakeling is ingang X logisch 0.
lngang Y kan zowel logisch 0 als logisch 1 zijn.
Uitgang Q is:

a.Y
b.0
c. 1
d. niet-Y
098

Rk wordt berekend uit de waarden:

a   Ug en Ia
b   Ug en Ig
c   Ua en Ia
d   Ub en Ia
099

De spanning (Uce) tussen emitter en collector is :

a.  19,5 V
b.    0,5 V
c     9,5 V
d     10 V
100

De spoel heeft een gelijkstroomweerstand van 40
.
De reactantie( Xl ) is 1 K
.
De ingangsspanning is ongeveer..

a. 104 V
b, 100 V
c.     4 V
d. 204 V
137

Welke van de getekende grafieken stelt het weerstandverloop van een NTC-weerstand voor?

a.   A
b.   B
c.   C
d.   D
138

De elektrische veldlijnen van een opgeladen condensator verlopen volgens:

a   A
b   B
c   C
d   D
139

Een achttien-deler kan men:

a   samenstellen met een zes-deler en een drie-deler
b   niet samenstellen
c   samenstellen mat twee negen-delers
d   samenstellen met een tien-deler en een acht-deler
140

Wat is juist?

a   Q = 1     R = 1     T = 1
b   Q = 1     R = 0     T = 0
c   Q = 0     R = 1     T = 1
d   Q = 0     R = 0     T = 1
141

Deze karakteristiek heeft betrekking op:

A. een diode
B. een PNP transistor
C. een weerstand
D. een spanningsbron
142

De Ia – Ug karakteristiek van een radiobuis geeft het verband aan tussen de:

A. roosterstroom en de anodestroom
B. roosterstroom en de kathodestroom
C. roosterspanning en de anodestroom
D. roosterspanning en de anodespanning
143

Om de maximaal toelaatbare vermogensdissipatie van een weerstand te verhogen,
kan men het beste de:

A. weerstand NTC-eigenschappen geven
B. weerstand PTC-eigenschappen geven
C. weerstand op een koelplaat monteren 
D. weerstand in een glazen lichaam opsluiten
144

De weerstand tussen de gate en de source van een veldeffecttransistor in een laagfrequent schakeling is:

A. het grootst in gemeenschappelijke gate schakeling
B. het grootst in gemeenschappelijke drain schakeling
C. het grootst in gemeenschappelijke source schakeling
D. onafhankelijk van de schakeling
145

De weerstand Rk zorgt voor de:

A. wisselstroom-ontkoppeling
B. wisselstroom-tegenkoppeling
C. impedantie-aanpassing
D. gelijkstroom-instelling
146

De hoogfrequent-verliezen van een condensator zijn het kleinst indien als diëlektricum wordt toegepast:

a   polystyreen
b   keramiek
c   mica
d   lucht
147

Dit is een schema van een :

a   laagdoorlaatfilter
b   modulator
c   hoogdoorlaatfilter
d   verschilversterker
148

Wat is juist?

a   X=0     Y=1
b   X=0     Y=0
c   X=1     Y=1
d   X=1     Y=0
149   De juiste uitgangsspanningen X en Y zijn:

a   X= +24V     Y= 0V
b   X= -12C     Y= 0V
c   X= -12V      Y= +24V
d   X= 0V         Y= 12V
150

De waarheidstabel , waarbij Q de uitgang is , behoort bij een:

a   of (OR) poort
b   en (AND)poort
c   nen(NAND)poort
d   nof(NOR)poort
151

Variabele condensatoren worden gevormd door twee geleiders met daartussen een diëlektricum.
Ze worden veelal toegepast voor:

a   het regelen van de dilectrische constante
b   afstemming en afregeling
c   het regelen van de zelfinductie
d   het laten na-ijlen van de stroom op de spanning
152

De transistor is niet in verzadiging.
De 100 ohm weerstand wordt vervangen door een weerstand met een 3x zo kleine waarde.
Het opgenomen elektrisch vermogen in die weerstand:

a   blijft gelijk
b   wordt 9x zo klein
c   wordt 3x zo klein
d   wordt 3x zo groot
153

De karakteristiek van een metaalfilmweerstand is:

a   3
b   1
c   4
d   2
154

Door een spoel met een zelfindictie van 0.2 henry loopt een sinusvormige wisselstroom van 2 A.
De frequentie van de wisselstroom s 70/2
π Hz.
De spanning over de spoel is:

a   25 V
b   20 V
c   56 V
d   40 V
155

Het door de schakeling opgenomen vermogen is:

a   2 W
b   10 W
c   1,6 W
d   2,8 W
156

De uitgangsspanning U is:

a   -36 V
b   -24 V
c   -12 V
d   0 V
157

Juist is:

a. Q=1; R=0; S=1; T=0
b. Q=0; R=1; S=1; T=0
c. Q=1; R=0; S=1; T=1
d. Q=1; R=1; S=0; T=1
158

Ingang Y kan zowel logisch 1 als logisch 0 zijn.
Uitgang Q is:

a. 0
b. niet-Y
c. Y
d. 1
159

De gelijkspanning tussen rooster en kathode van de triode wordt bepaald door de:

a   ontkoppelcondensator Ck
b   roosterlekweerstand Rg
c   anodestroom en kathodeweerstand Rk
d   rooster-kathodecapaciteit
160

Een niet-ideale spoel is voor te stellen door:

a   vervangingsschema 4
b   vervangingsschema 1
c   vervangingsschema 2
d   vervangingsschema 3
161

De weerstand Rk zorgt voor de:

a   impedantie-aanpassing
b   wisselstroom-tegenkoppeling
c   gelijkstroom-instelling
d   wisselstroom-ontkoppeling
162

Ingang P gaat over van 0 naar 1.
Uitgang Z:

a   blijft 1
b   gaat van 1 naar 0
c   blijft 0
d   gaat van 0 naar 1
163

De waarheidstabel, waarin Q de uitgang is, behoort bij een:

a   EN-poort (AND)
b   OF-poort (OR)
c   NEN-poort (NAND)
d   NOF-poort (NOR)
164 ?????????????

In de versterker is een siliciumtransistor toegepast.
De meest geschikte waarde voor de collectorweerstand is:

a   10 k

b   3.9 k

c   39 k

d   1 k
165

Wat is juist?

a   X=0     Y=0
b   X=0     Y=1
c   X=1     Y=0
d   X=1     Y=1
166

Gegeven is de Id-Ugs karakteristiek van een FET.
Bij Ug = -1V is de steilheid:

a   12 mA/V
b   8 mA/V
c   4 mA/V 
d   0,8 mA/V
167

Stelling 1:
De anode-roostercapaciteit van een triode is veel kleiner dan van een penthode.
Stelling 2:
De elecronenstroom in een triode loopt van het rooster naar de anode.
Wat is juist:

a   1 en 2
b   1
c   geen
d   2
168

De karakteristiek van een metaalfilmweerstand is
169

In de Ia-Ua karakteristiek van een triode geeft het verband tussen:

a   anodestroom en anodespanning
b   roosterstroom en anodespanning
c   roosterstroom en roosterspanning
d   anodestroom en roosterspanning
170

Een wederzijdse inductie wordt aangegeven met de volgende eenheid:

a   farad
b   siemens
c   hertz
d   henry
171
In de onderstaande figuur is het schema van een transistorversterker schakeling weergegeven.
De transistor is ideaal verondersteld.
De spanning over de weerstand Rc is:

a   0.2 V     
b   5.4 V
c   9.8 V
d   20 V
172

In de onderstaande figuur is het schema van een transistorversterker schakeling weergegeven.
De transistor is ideaal verondersteld.
De waarde van de weerstand Rb is gelijk aan:

a   2 Kohm
b   5 Kohm
c   195 Kohm
d   245 Kohm
173

Van de onderstaande schakeling is gegeven:

De waarde van de weerstand Ra is gelijk aan:

a   0.5 Kohm
b   1 Kohm
c   3.25 Kohm
d   3 Kohm
174

De versterkingsfactor van een buis wordt bepaald door:

a  de grootte van de anodespanning bij een constante anodestroom
b  de verhouding tussen anodespanning variatie en roosterspanning variatie bij constante anodestroom
c   de verhouding tussen de negatieve roosterspanning en de anodespanning variatie bij een bepaalde anodestroom
d   de verhouding van de anodestroom en de negatieve roosterspanning
175

De uitstraling van harmonischen door een zender kan worden verminderd door:

a   als oscillator een kristaloscillator te gebruiken
b   de voedingsspanning van de eindtrap zeer goed af te vlakken
c   de instelling van de eindtrap zoveel mogelijk in klasse C re zetten
d   de tankkring van de eindtrap als pi-filter uit te voeren
177

De getekende schakeling stelt het vervangingsschema voor van een:

a   transistor
b   transformator
c   kwartskristal
d   smoorspoel
178

In de figuur is een triode in een versterker-schakeling opgenomen.
De weerstand Rk verzorgt:

a   de wisselstroom-ontkoppeling
b   de wisselstroom-tegenkoppeling
c   de impedantie aanpassing
d   de gelijkstroom instelling
179

Het vectordiagram heeft betrekking op:

a   een serieschakeling van een condensator en een weerstand
b   een condensator
c   een serieschekeling van een spoel en een weerstand
d   een spoel
180

Het schema stelt een hf-verstertrap voor.
De ingangsspaanning UI is gegeven.
Hoe verloopt de collectorstroom IC?

a
b
c
d
181

In de figuur is een serieschakeling van een weerstand en een condensator getekend, aangesloten op een sinusvormige spanning.
Het juiste vectordiagram is:


a
b
c
d
182

In de figuur is het schema van een versterker weergegeven.
De versterker heeft een rendement van 50%.
De spanning over de belastingsweerstand R bedraagt 36 V.
De aan de collector toegevoerde gelijkstroom is:

a   0.5 A
b   1 A
c   2 A
d   4 A
183

Spoelen van de eindtrap van een zender worden bij voorkeur gemaakt van:

a   verzilverd koperdraad
b   verkopert ijzerdraad
c   vertind koperdraad
d   aluminiumstrip
184

Temperatuur ongevoelige weerstanden worden gemaakt van:

a   zilverdraad
b   ijzerdraad
c   koperdraad
d   constantaandraad
185

Als in de schakeling de ondensator C wordt vervangen door een condensator met een veel kleinere capaciteitswaarde, is het effect:

a   een grotere versterking vooral voor de laagste frequenties
b   een grotere versterking vooral voor de hoogste frequenties
c   een kleinere versterking vooral voor de laagste frequenties
d   een kleinere versterking vooral voor de hoogste frequenties
186

De HF-verliezen van een condensator zijn het grootst indien als dielectricum wordt toegepast:

a   keramiek
b   papier
c   polystyreen
d   lucht
187

Door een lange spoel loopt een hf wissselstroom.
Een aluminium huls is in de lengterichting van een smalle luchtspleet voorzien, om de spoel geschoven en geaard.
Dit wordt gedaan om:

a   het elektrisch en magnetisch veld af te schermen
b   de zelfinductie te vergroten
c   de magnetische veldlijnen te concentreren bij de luchtspleet
d   alleen het elektrisch veld af te schermen
188

Wat is de juiste omschrijving voor de Wet van Ohm voor wisselspanning?

a   stroomsterkte = impedantie x spanning
b   impedantie = spanning / stroomsterkte
c   stroomsterkte = impedantie / spanning
d   impedantie = spanning x stroomsterkte
189

Bij toenemende temperatuur zal:

a   U1 toenemenU2 afnemen
b   U1 constant blijvenU2 afnemen
c   U1 afgnemenU2 toenemen
d   U1 constant blijvenU2 afnemen
190

Welke van de materialen heeft de minste elektrische verliezen bij hoge frequenties?

a   pertinax
b   polystyreen
c   papier
d   bakeliet
191

In de versterkertrap is een FET toegepast.
De waarde van Rs is:

a   Rs = Ud / Id
b   Rs = Ub / Id
c   Rs = Ugs / Id
d   Rs = Ugs-Ud  /  Id
192

Een buis is ingesteld in het werkpunt P.
De roosterspanning Ug is in de karakteristiek aangeduid.
De buisinstelling is:

a   klasse A zonder roosterstroom
b   klasse B zonder roosterstroom
c   klasse B met roosterstroom
d   klasse C met roosterstroom
193

Het vectordiagram behoort bij schakeling

a
b
c
d
194

Hier is een versterkertrap op 145 Mhz.
wat is juist?

a   C1 = keramisch   C2 = elektrolytisch
b   C1 = kunssttof     C2 = keramisch
c   C1 = keramisch   C2 = keramisch
d   C1 = keramisch   C2 = kunststof
195

De grafiek beschrijft het gedrag van:

a   PNP transistor
b   NPN transistor
c   zenerdiode
d   thrisistor
196

Een kenmerkende eigenschap van een zenerdiode is:

a   de hoge weerstand in de doorlaatrichting
b   de sterke lichtgevoeligheid in de sperrichting
c   de negatieve weerstand in de doorlaatrichting
d   de sterk toenemende stroom in de sperrichting
197

Voor de transistor geldt: Hfe = Ic/Ib = 100.
De stroom door de zenerdiode is ongeveer:

a   3 mA
b   5 mA
c   10 mA
d   15 mA
198

De FET is ingesteld in het werkpunt P.
De waarde van Rs is:

a   375 ohm
b   750 ohm
c   1 Kilo ohm
d   3 Kilo ohm\
199

Op de schakeling wordt een blokvormige spanning aangesloten.
Welk figuur stelt de uitgangsspanning U2 voor ?

a
b
c
d
200

Een veertien-deler kan men samenstellen uit:

a   een vier-deler en een tien-deler
b   een twee-deler en een zeven-deler
c   zeven twee-delers
d   twee zeven-delers
176

Een condensator bestaat uit twee gelijke platen ieder met een oppervlak van S cm2 en een onderlinge afstand van d cm.
Tussen de platen bevindt zich een materiaal met een relatieve dielectrische constante dc.
De capaciteit van deze condensator is evenredig met:

a   dc x s / d
b   dc x d / S
c   dc x S / d2
d   d x S / dc
H02            2  Componenten            000-100
H02            2  Componenten            101-200
H02            2  Componenten            201-300