001
Welke waarde heeft de weerstand?
-
┘
H02 2 Componenten 000-100
H02 2 Componenten 101-200
H02 2 Componenten 201-300
002
Als van een condensator van 200 pF de mogelijke waarde ligt tussen 190 en 210 pF
Wat is dan de tolerantie?
-
003
Variabele condensatoren worden gevormd door twee geleiders met daartussen een dielectricum
Een vaak toegepast dielectricum is
a lucht
b aluminiumoxide
c electrolyt
-
004
De condensatoren C22 en C24 zijn
a luchtcondensatoren
b keramische condensatoren
c elektrolytische condensatoren
d polyestercondensatoren
-
005
In de schakeling wordt ipv een transistor met een stroomverserkingsfaktor hfe=100 een tansistor toegepast met een hfe =50
wat is het gevolg ?
a de spanningsversterking wordt veel grote
b de spanningsversterking wordt veel kleiner
c de schakeling zal niet meer werken
d de spanningsversterking blijft ongeveer gelijk
-
006
De ingangsimpedantie bij 1 KHz wordt hoofdzakelijk bepaald door de:
a externe source weerstand
b instellingen ven de fet
c externe drain weerstand
d externe weerstand tussen gate en aarde
-
008
Als van een elektronenbuis een gegeven wordt uitgedrukt in een aantal mA/V
dan heeft dat betrekking op de
a steilheid
b versterkingsfactor
c inwendige weerstand
d ingangsweerstand
-
009
Ingang Y kan zowel logisch 1 als logisch 0 zijn
Uitgang Q is
a 1
b Y
c niet-Y
d 0
-
010
Deze schakeling functioneerd als een
a D- flipflop
b een exclusieve OF-poort [EXOR]
c opteller [full adder]
d tweedeler
-
007
Ib is 200 uA en Ie is 18 mA
De collectorstroom IC is
a 18.2 mA
b 20 mA
c 18 mA
d 17.8 mA
-
011
R1 en R2
a verzorgen de werkpuntinstelling van Q1
b dienen voor de juiste aanpassing van microfoon M
c dienen voor de tegenkoppeling van Q1
d vormen een laagdoorlaatfilter met C1
-
012
C5 , C10 en C12
a ontkoppelen de hoogfrequent signalen van de voedingslijn V+ naar aarde
b vormen met respectievelijk L1 , L3 en rfc4 hoogdoorlaatfilters
c zijn de afstemcondensatoren van de resonantiekringen
d voorkomen brom op de modulatie van de stuurtrap
-
013
Transformator T2 dient voor het
a aanpassen van de antenne
b verkrijgen van de juiste voedingsspanning
c aanpassen aan de luidpreker-impedantie
d opwekken van de BFO-spanning
-
014
De wisselspanning tussen X en Y = 10 Veff
De spanning {onbelast} tussen P en Q is ongeveer
a 0 V
b 14 V
c 20 V
d 28 V
-
015
Een in enkele laag gewikkelde spoel wordt vervangen door een spoel die 10% langer is.
De overige eigenschappen [aantal windingen, diameter, kernmateriaal] blijven gelijk
De zelfinductie is nu
a 20% groter
b ongewijzigd
c 10% groter
d kleiner
-
016
Om licht te kunnen geven dient een LED te werken in
a met een spanning van ca 0.7 V
b in de doorlaatrichting
c in de sperrichting
d met inductieve voorspanning
-
017
De "Oervorm" van een NPN-transistor is de "twee-dioden" schakeling in
a schakeling 3
b schakeling 4
c schakeling 1
d schakeling 2
-
018
De uitgangsspanning Uuit van de schakeling met een SI-transistor is ongeveer
a 5.6 V
b 8.4 V
c 6.2 V
d 5.0 V
-
019
Als een NPN-transistor in klasse C ingesteld en er is geen inganganssignaal aanwezig dan
a is het spanningsverschil tussen collector en emittor minimaal
b loopt er maximale stroom van collector naar emittor
c loopt er maximale basisstroom
d loopt er geen stroom van collector naar emittor
-
020
Deze schakeling heeft een
a NOF-functie
b Of-funtie
c NEN-functie
d EN-functie
-
021
Deze schakeling kan gezien worden als
a NOF-poort [NOR]
b Of-poort
c NEN-poort [NAND]
d EN-poort
-
022
De mogelijke waarde van een 200 Ohm weerstand met een tolerantie van 5 procent ligt tussen
a 180 en 220 Ohm
b 190 en 210 Ohm
c 195 en 205 Ohm
-
023
De kleurcode voor een weerstand van 4700 Ohm
a geel - violet - rood - zilver
b oranje - blauw -bruin - goud
c geel - blauw - oranje - zilver
-
024
De eenheid van zelfinductie is
a Ohm
b Henry
c Farad
-
025
Een van deze toepassingen van een transformator is niet juist
a wijzigen van wisselspanning
b versterken van vermogen
c aanpassen van antenne aan kabel
-
027
Een kenmerkende eigenschap van een zenerdiode is
a sterk toenemende stroom boven een bekende spanning in de sperrichting
b hoge weerstand in de doorlaatrichting
c sterke lichtgevoeligheid in de sperrichting
-
028
De meter wijst 100uA aan
Ie = 20 mA
Hoe groot is Ic?
-
029
Bij een Id = 4 mA en een Ugs = -3 V behoort een sourse-weerstand Rs van
a 3K Ohm
b 375 Ohm
c 750 Ohm
d 1K Ohm
-
026
Om wisselspanning om te zetten in een gelijkspanning gebruikt men
a filter
b transformator
c diode
-
030
De frequentiestabiliteit van een oscillator met een FET kan worden verbeterd door:
a De gate-spanning te verkleinen
b de gate-impadantie te verhogen
c het afknijppunt te verleggen
d de temparatuurvariaties te verkleinen
-
031
Wanneer van een triode de roosterspanning meer negatief wordt gemaakt ten opzichte van de kathode, zal de:
a anodespanning afnemen
b anaodestroom afnemen
c roosterstroon toenemen
d anodestroom toenemen
-
032
De uitgangsspanning Uuit van de schakeling met een siliciumtransistor is ongeveer:
a 8.4 V
b 6.2 V
c 5.6 V
d 5.0 V
-
033
Juist is:
a X = 1 en Y = 0
b X = 0 en Y = 0
c X = 1 en Y = 1
d X = 0 en Y = 1
-
034
De versterking van de schakeling is
a 10
b 0.1
c 1000
d 11
-
035
Ingang P kan 0 of 1 zijn
Juist is
a x = 0 y = 0
b x = 1 y = 1
c x = 0 y = 1
d x = 1 y = 0
-
036
Y gaat van 0 naar 1
Q ??
a blijft 0
b gaat van 0 naar 1
c gaat van 1 naar 0
d blijft 1
-
037
Ingang Y kan 1 of 0 zijn
Q= dan
a niet-Y
b 1
c Y
d 0
-
038
Juist is
a X = 1 Y = 0
b X = 1 Y = 1
c X = 0 Y = 0
d X = 0 Y = 1
-
039
Stelling 1
De anode-roostercapaciteit van een triode is veel kleinder dan van een penthode
Stelling 2
De electronenstroom in een triode loopt van rooster naar anode
wat is goed?
a alleen stelling 1
b alleen stelling 2
c beide stellingen
d geen enkele stelling
-
040
De spanning over de weerstand Rc is
a 0.2 V
b 20 V
c 9.8 V
d 19.8 V
-
041
De lekstroom van een diode
a neemt toe bij temperatuurverhoging
b neemt af bij temperatuurverhoging
c is niet afhankelijk van de temperatuur
d is alleen afhankelijk van de spanning
-
042
Stelling 1
De anodestroom van een triode is afhankelijk van de roosterspanning
Stelling 2
De anodestroom van een triode is afhankelijk van de anodespanning
Wat is waar
a alleen stelling 2
b stelling 1 en 2
c alleen stelling 1
d geen van de stellingen
-
043
De "Oervorm" van een NPN-transistor is de "twee-dioden" schakeling in
a schakeling 1
b schakeling 2
c schakeling 3
d schakeling 4
-
044
Juist is
a X = 0 en Y = 0
b X = 1 en Y = 0
c X = 0 en Y = 1
d X = 1 en Y = 1
-
045
Voor de uitgang Q geldt
a tabel 2
b tabel 1
c tabel 4
d tabel 3
-
046
Om een gestabiliseerde spanning op punt P te verkrijgen moet punt 1 worden doorverbonden met
a punt 3
b punt 5
c punt 2
d punt 4
-
047
In deze schakeling wordt in plaats van een transistor met een stroomversterkingsfgactor Hfe = 100 ,
een transistor toegepast met een Hfe =50
Wat is het gevolg?
a de spanningsversterking wordt veel groter
b de schakeling zal niet meer werken
c de spanningsversterking wordt veel kleinder
d de spanningsversterking blijft ongeveer gelijk
-
048
Een veel voorkomende spanning en stroom van een LED zijn
a 5V // 60 mA
b 1.7 V // 20 mA
c 60 V // 20 mA
d 0.7 V // 60 mA
-
049
Flipflop is een andere naam voor
a analoge serie-parallel omzetter
b digitale geheugenschakeling
c elektronische seinsleutel
d analoge geheugenschakeling
-
050
De werking van een geaarde aluminium afschermbus om een hf-spoel berust op
a diamagnetische eigenschappen van aluminium
b inductie van een stroom in de bus die een tegengesteld magnetisch veld opwekt
c magnetische geleiding van aluminium
d naar aarde afvoeren van magnetische veldlijnen
-
051
Een in een enkele laag gewikkelde spoel wordt vervangen door een spoel die 10procent langer is
De overige eigenschappen [ aantal windingen, diameter, kernmateriaal] blijven gelijk
De zelfinductie is nu
a ongewijzigd
b 10 procent groter
c kleinder
d 20 procent groter
-
052
Een van de toepassingen van een transformator is niet juist
welke?
a aanpassen van antenne aan kabel
b wijzigen van wisselspanning
c versterken van vermogen
d koppelen van versterkertrappen
-
053
De spanning over de spoel is??
a 100 V
b 300 V
c 400 V
d 200 V
-
054
Een LED [light emitting diode] dient op een spanning van 12V te worden aangesloten volgens
a 4
b 3
c 2
d 1
-
055
Het vermogen dat de transistor dissipeert is ongeveer
a 24 mW
b 20 mW
c 12 mW
d 10 mW
-
056
Stelling 1
De anode-roostercapaciteit van een triode is veel kleinder dan van een pentode
Stelling 2
De electronenstroom in een triode loopt van het rooster naar de anode
Wat is juist?
a alleen 1
b geen
c 1 en 2
d alleen 2
-
057
Wat is juist?
a Y = 1 en Z = 1
b Y = 1 en Z = 0
c Y = 0 en Z = 1
d Y = 0 en Z = 0
-
058
De spanning over de diode is
a 0.6 V
b 0.8 V
c 2 V
d 1.2 V
-
060
De lekstroom van een diode
a neemt af bij temperatuurverhoging
b neemt toe bij temperatuurverhoging
c is alleen afhankelijk van de spanning
d is niet afhankelijk van de temperatuur
-
061
De maximale doorlaatstroom in een halfgeleiderdiode wordt begrensd door de
a maximale sperspanning
b doorlaarspanning
c kristaltemperatuur
d omgekeerde EMK
-
062
Door een lange spoel loopt een HF wisselstroom
Een aluminium huls is in de lenterichting van een smalle luchtspleet voorzien, om de spoel geschoven en geaard
Dit wordt gedaan om
a het elektrische en magnetische veld af te schermen
b alleen het elektrische veld af te schermen
c de magnetische veldlijnen te concentreren bij de luchtspleet
d de zelfinductie te vergroten
-
059
Een luchtcondensator bestaat uit 2 koperplaten
De oppervlakte van deze platen wordt 2 keer zo groot gemaakt
De capaciteit zal
a verdubbelen
b gelijk blijven
c 4x zo groot worden
d halveren
063
De waarheidstabel van een exclusieve OF-poort [EXOR] is gegeven in
a tabel 2
b tabel 4
c tabel 1
d tabel 3
-
064
Deze schakeling functioneert als een
a exclusieve OF-poort [EXOR]
b opteller [full adder]
c D-flipflop
d tweedeler
-
065
Geef de uitgang U ...>>>
-
066
Geef de waarheidstabel...>>>
-
067
De onbelaste spanning tussen de punten P en Q is ongeveer
a 26V
b 17V
c 8V
d 0V
-
068
Deze schakeling kan gezien worden als een
a NOF poort
b EN poort
c NEN poort
d OF poort
-
069
De waarheidstabel, waarin Q de uitgang is, behoort bij een
a OF-poort
b EN-poort
c NEN-poort
d NOR-poort
-
070
Een zenerdiode wordt meestal toegepast om een
a constante spanning te maken
b signaal te versterken
c wisselspanning gelijk te richten
d voedingsspanning te verhogen
-
071
Om een oscillator te verstemmen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een
a varicap
b LED
c zenerdiode
d diodebrug
-
072
In de schakeling komt +5V overeen met logisch 1
0 V komt overeen met logisch 0
De juiste waarheidstabel is
a 1
b 3
c 2
d 4
-
073
De spanningsvorm over C wordt weergegeven door
a C
b D
c A
d B
-
074
In de schakeling komt +5V overeen met logisch 1
In de schakeling komt 0 V overeen met logisch 0
De juiste waarheidstabel is
a tabel 2
b tabel 3
c tabel 1
d tabel 4
-
075
Door een lange spoel loopt een hf-wisselstroom
Een aluminium huls is in de lengterichting van een smalle luchtspleet voorzien, om de spoel geschoven en geaard
Dit wordt gedaan om
a alleen het elektrische veld af te schermen
b de magnetische veldlijnen te concentreren bij de luchtspleet
c het elektrische en magnetische veld af te schermen
d de zelfinductie te vergroten
-
076
Juist is
a X = 0 en Y = 0
b X = 0 en Y = 1
c X = 1 en Y = 1
d X = 1 en Y = 0
-
077
Deze karakteristiek heeft betrekking op een
a zenerdiode
b weerstand
c FET
d spanningsbron
-
078
Ingang Y gaat van 0 naar 1
Uitgang Q
a blijft1
b gaat van 1 naar 0
c blijft 0
d gaat van 0 naar 1
-
079
De collectorstroom is
a 3 mA
b 0.1 mA
c 1 mA
d 10 mA
-
080
De voltmeter wijst 5V aan en heeft een inwendige weerstand van 2KOhm
Van de transistor is de versterking 100X.
De ingangsweerstand Ri is ongeveer:
a 2 KOhm
b 200 KOhm
c 0,5 KOhm
d 10 KOhm
-
081
Wat is juist?
a X=1 en Y=1
b X=0 en Y=0
c X=0 en Y=1
d X=1 en Y=0
-
082
De logische 1=5V en de logische 0=0V
Dit is een:
a NOF (NOT)
b EN (AND)
c OF (OR)
d NEN (NAND)
-
083
Stelling 1
De drainstroom van een FET is afhankelijk vab de gatespanning.
Stelling 2
De drainstroom van een FET is praktisch onafhankelijk van de drainspanning.
Wat is juist?
a stelling 1 en 2
b alleen stelling 1
c geen van beide stellingen
d alleen stelling 2
-
084
Voor een transistor geldt: Ube = 0.7 V
De basisstroom is te verwaarlozen.
Uce=
a 10.7 V
b 4.3 V
c 5 V
d 0.7 V
-
085
De waarheidstabel van een exclusieve OF-poort (EXOR) is gegeven in:
a tabel 2
b tabel 4
c tabel 1
d tabel 3
-
086
Van een penthode, ingesteld in de klasse A, is het verband tussen Ia en Ug gegeven bij een anodeweerstand van 5000 Ohm.
De spanningsversterking is:
a 250 maal
b 10 maal
c 50 maal
d 20 maal
-
087
Om de maximale toelaatbare vermogensdissipatie van een weerstand te verhogen, kan men het beste:
a het oppervlak van de weerstand zo klein mogelijk maken
b de weerstandswaarde zo groot mogelijk maken
c de weerstandswaarde zo klein mogelijk maken
d het oppervlak van de weerstand zo groot mogelijk maken
-
088
Het aanbrengen van een poederijzerkern in een spoel die op 3.5 Mhz wordt toegepast, heeft de volgende invloed:
a zelfinductie neemt af en Q-faktor blijft gelijk
b zelfinductie neemt af en Q-factor neemt toe
c zelfinductie neemt toe en Q-faktor neemt toe
d zelfinductie blijft gelijk en Q-factor neemt af
-
089
In een in klasse A ingestelde triode-versterker geldt:
stelling 1
de anode is positief tov de kathode
stelling 2
het stuurrooster is positief tov de kathode
Wat is juist?
a alleen stelling 1
b alleen stelling 2
c beiden stellingen
d geen van beiden stellingen
-
090
Voor de transistor geldt: Ube = 0.7 V.
De basisstroom is te verwaarlozen.
Uce is:
a 13 V
b 5.5 V
c 0.55 V
d 8.5 V
-
091
De waarde van de weerstand Rc is:
a 0.5 KΩ
b 2.5 KΩ
c 2 KΩ
d 3 KΩ
-
092
De waarde van Rb is:
a 120 KΩ
b 180 KΩ
c 160 KΩ
d 60 KΩ
-
093
De oervorm van een PNP-transistor is de twee-diode schakeling in:
a schakeling 1
b schakeling 3
c schakeling 2
d schakeling 4
-
094
Voor de uitgang Q geldt:
a tabel 2
b tabel 1
c tabel 4
d tabel 3
-
095
De gelijkspanning tussen de gate en de source wordt bepaald door:
a de gatestroom en de weerstend Rs
b de sourcestroom en de weerstand Rs
b de condensator Cs
d de weerstand Rg
-
096
De spannng U is:
a 0 V
b -12 V
c +10 V
d -36 V
-
097
Van de schakeling is ingang X logisch 0.
lngang Y kan zowel logisch 0 als logisch 1 zijn.
Uitgang Q is:
a.Y
b.0
c. 1
d. niet-Y
-
098
Rk wordt berekend uit de waarden:
a Ug en Ia
b Ug en Ig
c Ua en Ia
d Ub en Ia
-
099
De spanning (Uce) tussen emitter en collector is :
a. 19,5 V
b. 0,5 V
c 9,5 V
d 10 V
-
100
De spoel heeft een gelijkstroomweerstand van 40 Ω.
De reactantie( Xl ) is 1 KΩ.
De ingangsspanning is ongeveer..
a. 104 V
b, 100 V
c. 4 V
d. 204 V
-