Zenderspecificaties.
Definitie van frequentiestabiliteit:
Afwijking/Frequentie in PPM
PPM parts per million oftewel delen per miljoen.
VBB.
Oscillator 10MHZ.
Afwijking 1000HZ.
PPM=1000/10MHz=100ppm(=exp-6).
VBB.
Oscillator 145MHz.
Afwijking 3000Hz.
PPM=3000/145MHz=20ppm(=exp-6).
Hoe kleiner de PPM hoe beter !!
HF-bandbreedte:
Dit is de bandbreedte die het uitgezonden signaal inneemt in het frequentiespectrum (waarin 99% van het signaal zit).
BB CW = toon
BB AM = 2 x lf = 6 Khz
BB EZB = lf = 3 Khz
BB FM = 2 x fmod + 2 x ∆f = 12 Khz
┘
Zijbanden Bandbreedte
CW geen 200 Hz smal
AM 2 6 Khz
EZB 1 3 Khz
FM 2x2 12 Khz
Zijbanden:
Zijn het gevolg van het modulatieproces.
.
Bij CW de toon. Bij AM zijn er 2 symmetrische zijbanden.
Bij FM meerdere.
Figuur 1
Figuur 2
Alleen SSB heeft maar 1 zijband.
Figuur 3
Figuur 4
Uitgangsimpedantie:
Als de uitgangsimpendantie van de zender (meestal 50Ω) en belasting teveel van elkaar afwijken kan niet het maximale zendvermogen worden afgegeven.
Aanpassen kan met oa een antennetuner of een BALUN.
Uitgangsvermogen:
Dit is het HF vermogen dat aan de belasting wordt afgegeven.
PEP- PEAK- Gemiddeld- ERP- Vermogen.
Ongewenste HF-uitstraling:
Dit zijn uitstralingen op ander frequenties dan de zendfrequentie en de voor modulatie benodigde frequenties.
Deze moeten volgens de regeling frequentie gebruik onderdrukt worden.
Effecten van oversturing:
Als een sinusvormig signaal wordt overstuurd, dan worden de toppen afgesneden en treden harmonischen op.
Een grondgolf met een frequentie van 50Hz, amplitude = 100%
Een 3de harmonische f=150Hz met een amplitude die 95% tov de grondgolf.
Een 5de harmonische f=250Hz met een amplitude die 85% tov de grondgolf.
Een 7de harmonische f=350Hz met een amplitude die 70% tov de grondgolf.
Een 9de harmonische f=450Hz met een amplitude die 60% tov de grondgolf.
Harmonischen
Figuur 5
Figuur 6
Figuur 7
┘