H 06 Antennes en transmissielijnen 0-100
┘
H 06 Antennes en transmissielijnen 101-200
101
Een voedingslijn met een elektrische lengte van 1/4 golf is aan het einde kortgesloten.
De ingangsimpedantie Zi is:
a zeer laag
b 12.5 ohm
c 50 ohm
d zeer hoog
-
102
Een groundplane-antenne heeft in het horizontale vlak het volgende stralingsdiagram:
a 4
b 1
c 3
d 2
-
103
In dezelfde coaxkabel is de verzwakking van een 2-metersignaal tov de verzwakking van een 160-meter signaal:
a afhankelijk van het zendvermogen
b even groot in beiden banden
c groter voor signalen in de 2-meterband
d kleiner voor signalen in de 2-meterband
-
104
Een koperdraad wordt voldoende hoog en vrij opgehangen als antenne.
Een kant eindigt op een isolator.
De andere kant van de antenne heeft tov aarde een lage impedantie voor een zendsignaal indien de koperdraad lengte elektrisch gelijk is aan:
a ¼ golflengte
b 1/8 golflengte
c ½ golflente
d 1 golflengte
-
105
Een antenne straalt in het horizontale vlak gelijkmatig in alle richtingen.
Deze antenne kan zijn:
a midden-gevoede horizontale dipool
b paraboolantenne
c groundplane
d yagi
-
106
De voetpunt-impedantie van een kwartgolf verticale hf-antenne op een goed geleidend horizontaal grondvlak is ongeveer:
a 52 ohm
b 36 ohm
c 18 ohm
d 75 ohm
-
107
Een zender is via een antenne-aanpassingseenheid en een kabel met de antenne verbonden.
Door een juiste instelling van de antenne-aanpassingseenheid wordt:
a de combinatie van tuner, kabel en antenne aangepast aan de zender
b de staandegolf verhouding op de kabel naar de antenne afgeregeld
c alleen de kabel in resonantie gebracht
d alleen de antenne in resonantie gebracht
-
108
Welke antenne heeft in het horizontale vlak een cirkelvormige afstralingsdiagram?
a de horizontale dipoolantenne
b een cubical quad antenne
c een yagi antenne
d een groundplane antenne
-
109
Welke figuur stelt een eind gevoede halvegolf antenne voor ?
a figuur 2
b figuur 3
c figuur 1
d figuur 4
-
110
Een halvegolf dipool voor 80 m hangt op 9 m hoogte.
De elektromagnetische energie wordt hoofdzakelijk afgestraald:
a in de lengterichting van de dipool
b onder een opstraalhoek van ongeveer 90 graden
c onder een opstraalhoek van ongeveer 15 graden
d onder een opstraalhoek van ongeveer 45 graden
-
111
Een 50 Ohm staandegolfmeter is met coaxiale kabels van 50 Ohm opgenomen tussen een zender en een antenne.
Deze meter geeft een SWR van 20:1 aan.
Dit betekent dat de:
a zender juist is aangepast
b zender veel vermogen levert
c antenne zeer slecht is aangepast
d antenne juist is aangepast
-
112
De karakteristieke impedantie van de voedingslijn is 50 ohm
De ingangsimpedantie Z, is:
a 25 ohm
b zeer hoog
c 100 ohm
d 50 ohm
-
113
Twee dipolen zijn via een open voedingslijn verbonden met een 14 MHz zender.
Het zendvermogen is 100 watt.
De demping van de voedingslijn naar de zender is 1 dB.
Het effectieve uitgestraalde vermogen (ERP) bedraagt:
a 200 W
b 400 W
c 100 W
d 50 W
-
114
De karakteristieke impedantie (golfweerstand) van een coaxkabel wordt bepaald door:
a de doorsnede van de binnen-geleider en de afstand van de binnen-geleider tot de mantel
b het materiaal van de mantel
c de afsluitimpedantie
d de lengte
-
115
Een zender is via een kabel met de antenne verbonden.
Door het toevoegen van een antennetuner tussen de zender en de kabel kan:
a de zender aan de antenne-inrichting worden aangepast
b de zender worden afgestemd
c zowel de zender als de antenne worden afgestemd
d de antenne aan de kabel worden aangepast
-
116
De staandegolf verhouding in een antennekabel wordt bepaald door:
a de som van het afgegeven vermogen van de zender en het aan de antenne toegevoerde vermogen
b het afgegeven vermogen van de zender min het vermogen toegevoerd aan de antenne
c de mate waarin de zendantenne-impedantie afwijkt van de karakteristieke impedantie van de kabel
d het aan de antenne toegevoerde vermogen gedeeld door het afgegeven vermogen van de zender
-
117
Een halve-golf gevouwen dipoolantenne voor de 40-meter band wordt gevoed door een lintlijn met een karakteristieke impedantie van 300 ohm.
De lengte van deze voedingslijn:
a moet precies 20 meter zijn
b mag iedere willekeurige lengte hebben
c moet een oneven aantal kwartgolf-lengten bedragen
d moet een even aantal halve-golf-lengten bedragen
-
118
De verkortingsfactor van een transmissielijn wordt bepaald door de:
a lijnlengte
b weerstand van de binnenader
c afsluitimpedantie
d diëlectrische constante van de isolatie
-
119
De belangrijkste eigenschap welke een hf-antenne voor verbindingen over grote afstand (DX) moet hebben is:
a symmetrische opbouw
b lage impedantie
c grote bandbreedte
d kleine opstraalhoek
-
120
Een in het midden gevoede halvegolfantenne is in resonantie op 7 MHz.
Bij gebruik van deze antenne op 14 MHz is de impedantie in het voedingspunt:
a sterk capacitief
b veel lager
c sterk inductief
d veel hoger
-
121
De werkelijke lengte van een coaxiale kabel is korter dan de elektrische lengte omdat:
a de karakteristieke impedantie laag is
b er buiten de kabel géén veld ontstaat
c er huideffect optreedt
d de voortplantingssnelheid in coaxkabel lager is dan in lucht
-
122
Door het toevoegen van een hf-trap voor de mengtrap van een superheterodyne ontvanger:
a kan de ontvanger over een groter bereik worden afgestemd
b wordt de BFO overbodig
c wordt de gevoeligheid van de ontvanger verhoogd
d kunnen EZB-signalen worden ontvangen
-
123
Het effectief opovangend opperviak van een halvegolfdipool voor 144 MHz Is t.o.v. het effectief oovangend opperviak van een halvegolfdipool voor 432 MHz:
a een derde deel
b gelljk
c negen maal zo groot
d drie maal zo groot
-
124
Een voedingslijn met een elektrische lengte van 1/4 golflengte is aan het einde kortgesloten.
De ingangsimpedantie Zi is:
a 50 Ω
b zeer laag
c 12.5 Ω
d zeer hoog
-
125
De karakteristieke impedantie van de voedingslijn is 100 ohm.
De ingangsimpedantie Zi is:
a 25 ohm
b 50 ohm
c 100 ohm
d 200 ohm
-
126
De antenne is ontworpen voor de 80- en 40-meter amateurband.
In de antenne zijn 2 gelijke traps opgenomen.
Stelling 1:
De traps gedragen zich op de 40-meter als een capacitieve reactantie, waardoor samen met de eindstukken een halve golf dipool ontstaat.
Stelling 2:
de traps gedragen zich op de 80-meter als een inductieve reactantie, waardoor samen met de beide eindstukken een halve golf dipool ontstaat.
Wat is juist:
a geen
b 1 en 2
c 1
d 2
-
127
Een zendantenne met richtwerkinng wordt toegepast:
a om uitstraling van harmonischen te voorkomen
b om een goede aanpassing aan de zender tekerijgen
c om een grotere afstand te kunnen overbruggen
d om een groter frequentiebereik te krijgen
-
128
Een zender werkend op 3.5 Mhz wordt uitgerust met een antenne bestaande uit een rechte draad met een lengte van 25 meter.
Welke van de onderstaande aankoppelingen is juist?
a 1
b 2
c 3
d 4
-
129
Welke van de onderstaande antennetypen heeft horizontaal een cirkelvormig stralingsdiagram?
a een horizontale dipool
b een horizontale dipool met een reflector
c een verticale dipool
d een Yagi-antenne.
-
130
Een halve golf dipool antenne straalt het sterkst:
a in de lengterichting van de straler
b in de richtingen loodrecht op de straler
c onder een hoek van 45 graden m et de straler
d bij grote lengte-diameter verhouding van de straler
-
131
De voor-achter verhouding van een antenne wordt uitgedrukt in:
a hertz
b decibel
c volt
d ohm
-
132
Een twee-meter dipoolantenne wordt horizontaal opgesteld op ca 10 cm boven het metalen dak van een auto.
De impedantie in het midden van de antenne bedraagt dan ongeveer:
a 25 ohm
b 75 ohm
c 150 ohm
d 300 ohm
-
133
De meter geeft een staandefolfverhouding (SGV) van 3 aan.
De sgv op de kabel kan worden teruggebracht tot 1 door:
a de aanpassing van de zender eindtrap op de kabel te verbeteren
b de aanpassing van de antenne op de kabel te verbeteren
c tussen zender en meter een pi-filter op te nemen
d tussen meter en kabel een po-filter op te nemen
-
134
Een open halvegolf dipool in de vrije ruimte heeft in het midden een impedantie van ongeveer:
a 600 ohm
b 240 ohm
c 72 ohm
d 36 ohm
-
135
Een open hele golf dipool antenne wordt in het midden door een open lijn, van een kwart golflengte lang, symmetrisch gevoed.
Welke tekening geeft de spanningsverdeling op straler en voedingslijn weer?
a
b
c
d
-
136
In welke van de tekeningen is de coaxiale kabel met een karakteristieke impedantie van 75 ohm op de juiste manier met de halve golf dipool antenne verbonden?
a
b
c
d
-
137
Een in het midden gevoede halve golf antenne is in resonantie op 7 Mhz.
Als deze op 14 Mhz wordt gebruikt is de impedantie in het voedingspunt:
a veel lager
b veel hoger
c inductief
d capacitief
-
138
De polarisatierichting van het signaal uitgezonden door een draadantenne wordt bepaald door:
a de hoek van de antenne tov het aardoppervlak
b het aantal golven dat de antenne lang is
c de aanpassing van de antenne aan de zender
d de antenne wel of niet symetrisch te voeden
-
139
Een halvegolf dipool antenne wordt dmv een kwartgolf aanpassingsstuk (stub) aangesloten op een transmissielijn.
De transmissielijn heeft een hogere karakteristieke impedantie dan de stralingsweerstand van de antenne.
De juiste manier is:
a
b
c
d
-
140
De voor-achterverhoiding van een antenne wordt uitgedrukt in:
a watt
b decibel
c volt / m
d SWR
-
141
De polarisatie van een dipool antenne wordt bepaald door:
a de hoek van de antenne tov het aardoppervlak
b de aanpassing van de antenne aan de voedingskabel
c de lengte van de antenne
d de hoogte van de antenne tov het aardoppervlak
-
142
De diameter van paraboolantennes is:
a veel groter dan de gebruikte golflengte
b ongeveer gelijk aan de gebruikte golflengte
c 2x de gebruikte golflengte
d veel kleiner dan de gebruikte golflengte
-
143
Een open halvegolf dipool in de vrije ruimte heeft in het midden een impedntie van ongeveer:
a 600 Ω
b 240 Ω
c 72 Ω
d 36 Ω
-
144
De straling van een halve golf dipool antenne in de vrije ruimte is maximaal:
a in de lengterichting van de straler
b in een richting loodrecht op de straler
c onder een hoek van 300 met de straler
d onder een hoek van 450 met de straler
-
145
Om een gevouwen dipool te voeden met een open luchtlijn van 600 ohm wordt gebruik gemaakt van een kwartgolflengte impedantie transformator.
Deze wordt gemaakt van voedingslijn met een karakteristieke impedantie van ongeveer:
a 75 ohm
b 300 ohm
c 425 ohm
d 600 ohm
-
146
Een voedingslijn met een elektrische lengte van ¼ golf is aan het einde kortgesloten.
De karakteristieke impedantie is 50 ohm.
De ingangsimpedantie Zi is:
a zeer laag
b 25 ohm
c 50 ohm
d zeer hoog
-
147
Welk figuur stelt een halve golf “zeppelin” voor ?
a
b
c
d
-
148
Een gevouwen halve golf dipool antenne wordt gevoed met een open luchtlijn met een karakteristieke impedantie van 600 Ohm.
Voor de aanpassing wordt gebruik gemaakt van een kwartgolflengte-lijn als impedantietransformator.
De karakteristieke impedantie van de kwartgolflengte-lijn is ongeveer:
a 75 ohm
b 300 ohm
c 425 ohm
d 600 ohm
-
149
Een zender geeft alleen het maximale vermogen af aan een antenne indien:
a de zenderuitgang is aangepast aan de voedingslijn
b de antenne is aangepast aan de voedingslijn
c de zenderuitgang en de antenne zijn aangepast aan de voedingslijn
d de antenne in resonantie is
-
150
.
Een staandegolf in een antennekabel wordt veroorzaakt door:
a de modulatie van het uitgezonden signaal
b de hoogfrequente spanning en de stroom welke op een punt op de kabel gemeten worden
c een verschil tussen de antenne-impedantie en de kabelimpedantie
d de capaciteit van de antennekabel
-
151
Op de asymmetrische laagohmige uitgang van een zender die werkt op 15 Mhz, wordt een verticale straler van 3 meter lang aangesloten.
Voor een maximale uitstraling moet tussen de uitgang en de straler worden aangesloten:
a verkortingscondensator
b parallelkring afgestemd op 15 Mhz
c verlengspoel
d seriekring afgstemd op 15 Mhz
-
152
Circulaire polarisatie van een VHF-signaal wordt in de praktijk verkregen door:
a periodieke omschakeling tussen een horizontale en een vertikale antenne
b twee loodrecht op elkaar staande antennes met een faseverschil van 90 graden te voeden
c de antenne onder een hoek van 45 graden met het aardoppervlak te plaatsen
d de antenne mechanisch om zijn lengte-as te laten draaien
-
153
Circulaire polarisatie van een electromagnetische golf kan worden opgewekt met:
a een Yagi antenne
b twee dipolen loodrecht op elkaar
c een gevouwen dipool
d een tot een cirkel gebogen dipool
-
154
De coaxkabels hebben een karakteristieke impedantie van 70 Ω.
De electrische lengte is aangegeven.
De zenders moeten met 50 Ω worden belast.
Aanpassing wordt verkregen:
a met opstelling 1 en 2
b alleen met opstelling 1
c alleen met opstelling 2
d met geen van beide opstellingen
-
155
Een golfpijp wordt toegepast in het frequentiegebied:
a 3 - 30 Hz
b 3 - 30 kHz
c 3 - 30 MHz
d 3 - 30 GHz
-
156
De karakteristieke impedantie van een open voedingslijn neemt toe wanneer:
a de voedingslijn hoger wordt opgesteld
b de draden van beter geleidend materiaal worden gemaakt
d het aantal spreiders wordt verkleind
d de afstand tussen de draden groter wordt gemaakt
*
157
De staandegolfmeter (SGM) is gemaakt voor 50Ω.
De antennetuner wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter 1:1 aanwijst.
In welke kabel is nu een staandegolfverhouding van 1:1 bereikt?
a kabel 1 en kabel 2
b alleen kabel 1
c alleen kabel 2
d geen van beide kabels
-
158
Het door de antenne effectief uitgestraald vermogen (ERP) is:
a 1000 W ERP
b 10 W ERP
c 1 W ERP
d 0,1 W ERP
-
159
Een zendantenne met richtwerking wordt toegepast:
a om een goede aanpassing aan de zender te verkrijgen
b om uitstraling van harmonischen te voorkomen
c om een grotere afstand te kunnen overbruggen
d om een groter frequentiebereik te krijgen
-
160
Een amateur wil een stuk coaxiale kabel afsnijden dat voor de 6 meter band een elektrische lengte heeft van een halve golflengte.
De verkortingsfaktor van de kabel bedraagt 0,75.
De kabel moet worden afgesneden op een lengte van;
a 2.25 m
b 3.0 m
c 4.0 m
d 4.5 m
-
161
De coaxkabels hebben een verlies van 3 dB per 100 meter.
Tussen zender en belasting geldt, dat het verlies in dB:
a in opstelling 1 groter is dan in 2
b in beide opstellingen gelijk is
c in opstelling 2 groter is dan in 1
d alleen afhankelijk is van het diëlectricum van de kabels
-
162
Een open (niet kortgesloten) stuk coaxiale kabel met een diëlektricum van polyethyleen gedraagt zich als een serieresonantiekring op 144 MHz.
De met een meetlat gemeten lengte bedraagt ongeveer:
a 35 cm
b 52 cm
c 69 cm
d 144 cm
-
163
De polarisatie van de door een yagi-antenne uitgestraalde golf wordt bepaald door:
a het aantal elementen
b de stand van de straler
c de antennehoogte
d de afstand tussen de elementen
-
164
Stelling 1
De antennewinst van een gevouwen dipool is groter dan van een enkele dipool.
Stelling 2
De antennewinst van een 12 elements Yagi-antenne is groter dan van een 6 elements Yagi-antenne.
Wat is juist:
a stelling 1 en 2
b alleen stelling 1
c alleen stelling 2
d geen van beide stellingen
-
165
Aan het eind van het stralende element van een kwartgolf zendantenne (groundplane):
a zijn de hoogfrequente spanning en de stroom het hoogst
b zijn de hoogfrequente spanning en de stroom het laagst
c de hoogfrequente stroom het hoogst en de hoogfrequente spanning het laagst
d de hoogfrequente stroom het laagst en de hoogfrequente spanning het hoogst
-
166
De karakteristieke impedantie van beide stukken voedingslijn is 100 ohm.
De ingangsimpedantie Zi is:
a 25 Ω
b 50 Ω
c 100 Ω
d 200 Ω
-
167
Getekend zijn het stralingsdiagram van een enkele dipool en dat van een dipool met parasitaire reflector.
Stelling 1
Diagram A is van een dipool met reflector
Diagram B is van een enkele dipool
Stelling 2
De voor-achterverhouding van de dipool is kleiner dan van de dipool met reflector.
Wat is juist:
a stelling 1 en 2
b alleen stelling 1
c alleen stelling 2
d geen van beide stellingen
-
168
Een open (niet kortgesloten) stuk coaxiale kabel kan gebruikt worden als parallelresonantiekring indien de met een meetlat gemeten lengte:
a een halvegolflengte lang is
b ongeveer 30% korter is dan een halvegolflengte
c ongeveer 30% langer is dan een halvegolflengte
d een kwartgolflengte lang is
-
169
Onder de karakteristieke impedantie (golfweerstand) van een coaxiale kabel wordt verstaan de impedantie die we meten aan de ingang van de kabel, wanneer deze:
a aan het uiteinde open is
b aan het uiteinde is kortgesloten
c reflectievrij is afgesloten
d een kwartgolflengte lang is
-
170
Een open (niet kortgesloten) stuk coaxiale kabel met een verkortingsfactor van circa 0,7 gedraagt zich op 144 MHz als een seriekring in resonantie.
De met een meetlat gemeten lengte bedraagt ongeveer:
a 35 cm
b 52 cm
c 74 cm
d 144 cm
-
171
Een verticale antenne heeft een lengte van 10 meter.
De aanpassing van de antenne is laagohmig.
De zendfrequentie is ongeveer:
a 7,5 MHz
b 10MHz
c 15MHz
d 30 MHz
-
172
Een dipoolantenne met een impedantie van 300 Ω wordt met behulp van een transformator aangepast aan een coaxkabel van 75 Ω.
De wikkelverhouding van de transformator is:
a 1 op 1
b 1 op 1.4
c 1op 2
d 1op 4
-
173
Het gevolg van het naar beneden buigen van de radialen van een groundplane antenne is:
a het verhoogt de stralingshoek
b het brengt de voetpuntimpedantie dicht bij 50 ohm
c het brengt de voetpuntimpedantie dicht bij 300 ohm
d dat er géén mantelstromen kunnen lopen
-
174
Een antenne met traps:
a is een helix-antenne
b onderdrukt stoorsignalen
c heeft maximale winst in alle richtingen
d kan op meer dan éèn band worden gebruikt
-
175
De coaxkabels hebben een verlies van 3 dB per 100 meter.
Tussen zender en belasting geldt, dat het verlies in dB:
a in opstelling 1 groter is dan in 2
b in beide opstellingen gelijk is
c in opstelling 2 groter is dan in 1
d alleen afhankelijk is van het diëlectricum van de kabels
-
176
Een eind gevoede antenne heeft een lengte van 20 m.
De aansluitweerstand van de antenne is hoogohmig.
De resonantiefrequentie is ongeveer:
a 18,75 MHz
b 11,25 MHz
c 7,5MHz
d 3,75 MHz
-
177
De karakteristieke impedantie (golfweerstand) van een gebruikelijke open voedingslijn bedraagt ongeveer:
a 50 Ω
b 75 Ω
c 600 Ω
d 4000 Ω
-
178
De meest toegepaste coaxiale kabel tussen de zendontvanger en de antenne heeft een karakteristieke impedantie van:
a 50 ohm
b 100 ohm
c 300 ohm
d 600 ohm
-
179
Welke antenne heeft in het horizontale vlak een cirkelvormig stralingsdiagram?
a. een groundplane-antenne
b. een horizontale dipoolantenne
c. een cubical quad antenne
d. een yagi-antenne
-
180
Het effectief opvangend oppervlak van een halvegolfdipool voor 144 MHz is t.o.v. het
effectief opvangend oppervlak van een halvegolfdipool voor 432 MHz:
a negen maal zo groot
b een derde deel
c gelijk
d drie maal zo groot
-
181
Het effectief opvangend oppervlak van een halvegolfdipool is
a evenredig met lambda
b onafhankelijk van lambda
c evenredig met 1/lambda2
d evenredig met lambda2
-
182
Stelling 1
met een antennedraad evenwijdig aan het aardoppervlak wordt een verticaal gepolariseerde golf opgewekt
Stelling 2
met een antennedraad evenwijdig aan het aardoppervlak wordt een horizontaal gepolariseerde golf opgewekt
wat is juist ??
a alleen stelling 1
b alleen stelling 2
c geen van beide beweringen
d beide beweringen
-
183
Een open halve golf dipool in de vrije ruimte heeft in het midden een impedantie van ongveer
a 600 Ω
b 72 Ω
c 36 Ω
d 240 Ω
-
184
De straling van een halvegolf dipoolantenne in de vrije ruimte is maximaal
a in een richting loodrecht op de straler
b in de lenterichting van de straler
c onder een hoek van 30° met de straler
d onder een hoek van 45° met de straler
-
185
Bij een groundplane antenne staan de radialen vaak onder een hoek van ongeveer 1 tov de straler20 graden tov de straler
Dit wordt gedaan om
a de voetpuntimpedantie dicht bij 50 ohm te brengen
b de voetpuntimpedantie dicht bij 300 ohm te brengen
c het optreden van mantelstromen tegen te gaan
d de sttralingshoek te vergroten
-
186
Een antenne met traps
a kan op meer dan één band worden gbruiklt
b heeft maximale winst in allw richtingen
c onderdrukt stoorsignalen
d d een helix antenne
-
187
Paraboolantennes worden vaak gebruikt in de amateurband
a 1.83 - 1.85 Mhz
b 10000 - 10500 Mhz
c 144 - 146 Mhz
d 21 - 21.540 Mhz
-
188
Een parabolische reflectot met een diameter van 30 cm werkt het beste in het frequntiegebied
a ruim boven 3000 Mhz
b 3 - 30 Mhz
c 300 - 3000 Mhz
d 30-300 Mhz
-
189
Het effectief uitgestraald vermogen uitgedrukt in EIRP is tov ERP van dezelfde zender en antenne
a gelijk
b 2.15 dB hoger
c 2.15 dB lager
d 4.3 dB hoger
-
190
De verliezen in een coaxiale kabel
a nemen toe bij toenemende frequenties
b nemen af bij toenemende frequenties
c zijn onafhankelijk van de frequentie
d nemen af bij hogere frequenties
-
191
De karakteristike impedantie van een coaxiale kabel is afhankelijk van
a de materiaaldikte van de buitengeleider
b de binnendiameter van de buitengeleider
c het dielectricum tussen de binnen- en buitengeleider
d de buitendiameter van de binnengeleider
-
192
Een hoog opgehangen halve golf gevouwen dipool voor de 20 meter band wordt gevoed door een lintlijn met een karakteristieke impedantie van 300 ohm
De lengte van deze voedingslijn
a moet precies 20 meter zijn
b moet een aantal kwartgolf lengten hebben
c mag iedere willekeurige lengte hebben
d moet een aantal havegolf lengten hebben
-
193
Een open ( niet kortgesloten ) stuk coaxiale kabel met een verkortingsfactor van 0.7 gedraagt zich
op 144Mhz als een seriekring in reonmantie
De met een meetlat gemeten lengte van bedraagt ongeveer
a 35 cm
b 52 cm
c 74 cm
d 144 cm
-
194
De karakteristieke impedantie van de voedingslijn is 50 ohm
De ingangsimpedantie Z is
a 25 ohm
b zeer hoog
c 50 ohm
d 100 ohm
-
195
Een open -niet kortgesloten- stuk coaxkabel kan gebruikt worden als parallel resonantiekrig indien de met een meetlat gemeten lengte
a ongeveer 30% korter is dan eenhalvegolflengte
b een kwartgolflengte lang is
c ongeveer 30% langer is dan een halvegolflngte
d een kwartgolflengte lang is
-
196
Een balun wordt toegepast om
a de impedantie van de voedingskabel te veranderen
b van een a-symmetrische kabel over te gaan naar een symmetrische antenne
c de ohmse weerstand van de voedingskabel te veranderen
d de antenne impedantie te veranderen
-