001
Twee stukken coaxkabel met een lengte van elk 0.25 Labda
en een impedantie van 70 Ohm zijn in serie geschakeld
De SGM, welke is gemaakt voor 50 Ohm geeft een staandegolfverhouding aan van ongeveer
a 2.8
b 1.0
c 2.0
d 1.4
-
002
Van elke coaxkabel is de karakteristieke impedantie en de elektrische lengte gegeven
De staandegolfmeter [SGM], welke is gemaakt voor 50 Ohm, geeft ongeveer aan
a 2.0
b 1.4
c 1.0
d 0.7
-
003
Een staandegolfmeter [SGM] voor 70 Ohm is opgenomen in een antennekabel van 70 Ohm
Bij welke afsluitimpedantie wijst de meter 1 aan?
a niet afgesloten
b kortgesloten
c 70 Ohm
d 50 Ohm
-
004
De coaxkabel heeft een karakteristieke impedantie van 70 Ohm en een elektrische lengte van 0.25 golf.
De staandegolfmeter (SGM), welke is gemaakt voor 50 Ohm, wijst ongeveer aan:
a 2.0
b 1.4
c 0.7
d 1.0
-
005
Een staandegolfmeter voor 50 Ω is aangesloten tussen een zendontvanger en een 50 Ω coaxiale kabel met antenne.
De aanwijzing is 1:
Dit betekent dat:
a uitgangsimpedantie van de zendontvanger 50 Ω is
b voor/achter-verhouding van de antenne goed is
c demping van de kabel minimaal is
d antenne aangepast is aan de kabel
-
006
Indien een 3 -30 MHz staandegolfmeter op UHF wordt toegepast dan zullen aflezing
en nauwkeurigheid:
a alleen kloppen indien de aanwijswaarden met 10 vermenigvuldigd worden
b. alleen kloppen indien de aanwijswaarden door 10 gedeeld worden
c. geheel niet betrouwbaar zijn
d. voldoende betrouwbaar zijn
-
007
Een staandegolfmeter, opgenomen in de antennekabe! van een zender, geeft een indicatie van de:
a. antenneversterking
b. uitgangsimpedantie van de zender
c. gereflecteerde energie
d. golflengte van het uitgezonden signaal
-
008
Een 50Ω staandegolfmeter (SWR) is met 50Ω coaxkabels van elk 5 meter geschakeld tussen de zender en de belasting X.
In X bevindt zich een:
a weerstand
b kortsluiting
c afgestemde kring
d open einde
-
SGM= Zk / ZL
009
Een voedingslijn met een electrische lengte van ¼ golflengte is aan het einde kortgesloten.
De ingangsimpedantie ZI is:
a zeer laag
b zeer hoog
c 12.5 ohm
d 50 ohm
-
010
De coaxkabels hebben een karakteristieke impedantie van 70 Ohm.
De elektrische lengte is aangegeven.
De zenders moeten met 50 Ohm worden belast.
Aanpassing wordt verkregen:
a 1 en 2
b 2
c geen
d 1
-
011
De staandegolfmeter (SWR) is gemaakt voor een impedantie van 50 ohm.
De antenne=aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter 1 aanwijst.
Er is nu een staandegolf verhouding van 1 bereikt in:
a 1 en 2
b 1
c 2
d geen
-
012
Een 50 Ohm staandegolfmeter is met coaxiale kabels van 50 Ohm opgenomen tussen een zender en een antenne.
Deze meter geeft een SWR van 20:1 aan.
Dit betekent dat:
a zender juist is aangepast
b zender veel vermogen levert
c antenne juist is aangepast
d antenne zeer slecht is aangepast
-
013
Een 50 ohm staandegolfmeter is met coaxiale kabels van 50 ohm opgenomen tussen een zender en een antenne.
Deze meter geeft een SWR van 20:1 aan.
Dit betekent dat de:
a zender veel vermogen levert
b antenne zeer slecht is aangepast
c antenne juist is aangepast
d zender juist is aangepast
-
014
Een staandegolfmeter voor 50 Ω meet een staandegolf verhouding van 1 op een 1 op een coaxiale kabel 50 Ω wanneer deze is afgesloten met een:
a hoge impedantie
b weerstand van 50 Ω
c kortsluiting
d reactantie
-
015
Om harmonischen van de zendfrequentie te onderdrukken wordt aan de coaxiale voedingslijn naar de antenne een coaxiale stub aangebracht.
Wat is juist:
a lengte L = 33 cm; einde A = open
b lengte L = 33 cm; einde A = kortgesloten
c lengte L = 99 cm; einde A = open
d lengte L = 66 cm; einde A = kortgesloten
-
016
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de in de zender ingebouwde staandegolfmeter (SGM) 1 aanwijst.
Hierdoor:
a is de lengte van de antennekabel niet meer van belang
b is de combinatie van ATU, kabel en antenne aangepast aan de zender
c is de kans op burenstoring verminderd
d straalt de antennekabel niet meer
-
017
Om te bereiken dat de staandegolf verhouding op de voedingslijn van de zendantenne zo laag mogelijk is, dient:
a als voedingslijn een coax kabel gebruikt te worden
b een juiste aanpassing tussen de zender en de voedingslijn te worden gemaakt
c een juiste aanpassing tussen de antenne en de voedingslijn te worden gemaakt
d de lengte van de voedingslijn zo kort mogelijk te zijn
-
018
De staandegolfmeter (SGM)} is gemaakt voor 50 ohm.
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter 1 aanwijst.
In welke kabel is nu een staandegolfverhouding van 1 bereikt?
a alleen kabel 1
b geen van beide kabels
c alleen kabel 2
d kabel 1 en kabel 2
-
019
De staandegolf(SWR)meter past juist aan op de zender.
Door afregeling van de matchbox (impedantie-aanpassing) wordt de staandegolfverhouding 1.
Door het afregelen van de matchbox:
a is de zender juist belast
b is het stralingsdiagram van de antenne veranderd
c is de SWR in de antennekabel veranderd
d zijn de verliezen in de antennekabel verminderd
-
020
De staandegolfmeter is gemaakt voor een impedantie van 50 Ω
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter (SGM) 1 aanwijst.
Er is nu een staandegolfverhouding van 1 in:
a kabel 1 en kabel 2
b alleen kabel 1
c alleen kabel 2
d geen van beide kabels
-
021
Een 50 Ω SWR-meter is met een verliesvrije 50 Ω coaxkabel aangesloten tussen een zender en een antenne.
De SWR-meter wijst 1:1 aan.
Dit betekent dat de zendenergie:
a door de antenne volledig gereflecteerd wordt
b door de antenne volledig wordt uitgestraald
c in de zender zelf gedissipeerd wordt
d tussen zender en antenne heen en weer wordt gereflecteerd
-
022
De staandegolfmeter (SGM) is gemaakt voor 50 ohm.
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter 1 aanwijst.
In welke kabel is nu een staandegolfverhouding van 1 bereikt?
a kabel l en kabel 2
b alleen kabel 1
c alleen kabel 2
d geen van beide kabels
-
023
De staandegolfverhouding in een antennekabel wordt bepaald door:
a het aan de antenne toegevoerde vermogen gedeeld door het afgegeven vermogen van de zender
b het afgegeven vermogen van de zender min het vermogen toegevoerd aan de antenne
c de som van het afgegeven vermogen van de zender en het aan de antenne toegevoerde vermogen
d de mate waarin de zendantenne-impedantie afwijkt van de karakteristieke impedantie van de kabel
-
024
Twee stukken coaxkabel met een elektrische lengte van elk 0,25 l en een karakteristieke impedantie van 70 Ω zijn in serie geschakeld.
De staandegolfmeter (SGM), welke is gemaakt voor 50 Ω, geeft een staandegolfverhouding aan van ongeveer:
a 1.0
b 1.4
c 2.0
d 2.8
-
┘
025
De staandegolf-meter is gemaakt voor 50 Ω.
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter (SGM) 1 aanwijst.
Er is nu een staandegolf-verhouding van 1 bereikt in:
a kabel 1 en kabel 2
b alleen kabel 1
c alleen kabel 2
d geen van beide kabels
-
026
De staandegolfmeter is gemaakt voor een impedantie van 50 Ω.
De antenne-aanpassingseenheid (ATU) wordt zo afgeregeld dat de staandegolfmeter (SGM) 1 aanwijst.
Er is nu een staandegolfverhouding van 1 in:
a. alleen kabel 2
b. alleen kabel 1
c. geen van beide kabels
d. kabel 1 en kabel 2
-
027
De coaxkabel heeft een karakteristieke impedantie van 50 Ω en een elektrische lengte van 0,25 l.
De staandegolfmeter (SGM), welke is gemaakt voor 50 Ω, wijst ongeveer aan:
a. 2,8
b. 1,4
c. 1,0
d. 2,0
-