Meetfouten.
- invloed van de frequentie.
- invloed van de golfvorm.
- invloed van de inwendige impedantie.
Meetfouten.
Een analoge meter heeft een meetfout die een percentage is van de volle schaal.
Elke aflezing is op die waarde nauwkeurig.
Bijvoorbeeld 5% van 10v = 0.5 V. Lees je 3 V af, dan ligt de waarde tussen 2.5 en 3.5 V.
Een digitale meter heeft iets soortgelijks, maar dan een percentage en een aantal digits.
0.5% plus 2 digits levert bij en spanning van 5 V een marge op tussen 4.98 en 5.02 (2 digits) en dan nog 0.5%, dus plus of min 0.025 V.

Invloed van de frequentie.
Een meter is maar te gebruiken tot een bepaalde frequentie.
Een multimeter tot enkele kilohertzen, een osciloscoop tot bijvoorbeeld 40MHz.
Boven de maximale frequentie is de meting niet betrouwbaar.
Ook het aansluiten van twee meetinstrumten met lange aansluitsnoeren levert door een mogelijke overdracht van signaal tussen de aansluitsnoeren een invloed op.

Invloed van de golfvorm.
Meters zijn vaak bedoeld voor sinusvormige signalen. Bij een blokgolf zal de meter dus teveel aanwijzen.

Invloed van de inwendige impedantie van meetinstrumenten.
Een meter die parallel aan een een schakeling wordt gebruikt moet een ingangsimpedantie/weerstand hebben die groot is ten opzicht van de te meten weerstand, liefst oneindig hoog.
Een meter die in serie wordt gebruikt moet juist een zo laag mogelijke weerstand hebben.