124

Van de transistor is de hfe = 100.
Welke bewering is juist?

a   U1 = 0,1V     U2 = 0.1 V en hebben dezelfde fase
b   U1 = 0 V       U2  = 10 V
c  
U1 = 0,1 V    U2 = 0.1 V en hebben tegengestelde fase
d   de ingangsspanning is te klein om enig effect te hebben op U1 en U2

IN op de Basis
UIT op de Emittor = GCS
Stroomversterker.


U Versterking = 1
Ue = UUIT = 0.1V
In en uitgang in fase.
----------------------------------------------------------------------------------------
IN op de Basis ,
UIT op de Collector = GES
Stroom versterking en Spanning versterking

Uc = UUIT = 0.1 V
Uitvoer heeft een faseverschil van 180° met de invoer.
In en uitgang in tegenfase.
----------------------------------------------------------------------------------------
H02            2  Componenten
 
EXTRA INFO

Dit is een schakeling van de eenvoudige phase splitter/fasesplitter of fasedraaier.
Deze schakeling heeft als kenmerk, dat de emitterweerstand en collectorweerstand beiden dezelfde waarde hebben
(in afbeelding beiden 1kΩ).

De emitterweerstand zorgt voor een zeer zware tegenkoppeling, waardoor de versterking gelijk wordt aan 1.
De emitterweerstand van 1kΩ waarover U1 wordt afgehaald maakt deel uit van het ingangscircuit (UBe + URe) en zal dus nooit groter zijn dan 0,1 en is daarnaast in fase met de ingangsspanning.
Het signaal op de emitter is dus even groot als het signaal op de basis.

De collectorstroom loopt door de weerstanden R3 en R4.
Over R4 zal een spanning ontstaan die in fase is met het ingangssignaal.
Over R3 ontstaat een spanning die in tegenfase is met het basissignaal.
Omdat beide weerstanden even groot zijn en er vrijwel dezelfde stroom doorloopt, zullen ook beide uitgangsspanningen vrijwel even groot zijn.
Het enige verschil is dus dat beide uitgangen ten opzichte van elkaar 180° in fase verschoven zijn.