jj_08_01_002v
002
Instelling oscilloscoop.
Horizontaal 1 usec/schaaldeel.
Verticaal 25 V/schaaldeel.
De amplitude van deze wisselspanning is:
a 60 V
b 25 V
c 100 V
d 50 V
-
003
Een meetapparaat dat versterkers bevat voor horizontale- en verticale afbuiging is een:
a oscilloscoop
b ohm meter
c amperemeter
d signaalgenerator
-
004
De nauwkeurigheid van een frequentieteller wordt bepaald door de:
a. ingangsverzwakker
b. uitleesindicator
c. kristaloscillator
d. frequentiedeler
-
005
Een 50 Ω staandegolfmeter is met coaxiale kabels van 50 Ω opgenomen tussen een zender en een antenne.
Deze meter geeft een SWR van 20:1 aan.
Dit betekent dat de:
a antenne juist is aangepast
b zender juist is aangepast
c antenne zeer slecht is aangepast
d zender veel vermogen levert
-
006
Bij het bepalen van het zendvermogen gebruikt men een kunstbelasting (“dummy-load”).
Deze kunstbelasting bevat altijd een:
A. antenne
B. weerstand
C. capaciteit
D. zelfinductie
-
007
Instelling oscilloscoop
Horizontaal: 1 µsec/schaaldeel
Verticaal: 10 V/schaaldeel
Uit dit beeld leidt u de volgende waarden af:
a. amplitude 20 V; periodeduur 2 µsec
b. amplitude 40 V; periodeduur 2 µsec
c. amplitude 40 V; periodeduur 4 µsec
d. amplitude 20 V; periodeduur 4 µsec
-
┘
001
De spanning die een gelijkstroomvoeding levert wordt met een universeel meter gemeten.
De meter gedraagt zich als een:
a isolator
b weerstand met lage waarde
c weerstand met hoge waarde
-