001
Een sinusvormige spanning van 100 Veff heeft op t=0 een nuldoorgang van negatief naar positief.
Driekwart periode later is de momentele waarde
a 70.7 V
b -141.4 V
c 141.4 V
d +100
-
002
De amplitude van een sinusvormige wisselspanning is gedefinieerd als de:
a. topwaarde
b topwaarde gedeeld door 1/2√2
c. top-top waarde
d. topwaarde vermenigvuldigd met 1/2√2
-
003
Twee batterijen met ongelijke klemspanning worden parallel geschakeld.
De klemspanning die nu ontstaat is:
a gelijk aan de hoogste spanning
b niet te voorspellen
c gelijk aan de laagste spanning
d gelijk aan de gemiddelde spanning
-
004
Een wisselspanning is aangesloten op een oscilloscoop met een verticale gevoeligheid van 10 volt per cm.
Uit het oscilloscoop-beeld dat de effectieve waarde van de wisselspanning gelijk is aan:
a. 10 V
b. 14 V
c. 20 V
d. 40 V
-
┘
jj_01_02_003v
005
Wat is de tolerantie van het lichtnet ?
a 1%
b 5 &
c 10 &
d 15 %
-