N-07-01-001-vr
001
Een lokaal station in de AM-omroepband wordt ’s-avonds onvervormd ontvangen.
Tegelijkertijd wordt op een nabijgelegen frequentie een veraf gelegen station met zo nu en dan ernstig vervormde modulatie ontvangen.
De meest waarschijnlijke oorzaak van deze vervorming is:

a   selectieve fading
b   een plotselinge troposferische verstoring
c   een fout in de zender


-
002
Radiogolven met een frequentie van 10 MHz kunnen worden teruggekaatst in de:

a   troposfeer
b   stratosfeer
c   ionosfeer


-
003
De eigenschappen in de troposfeer bepalen in belangrijke mate de voortplanting van radiogolven in de:

a   VHF- en HF-band
b   VHF-band
c   HF-band


-
004
Radioverbindingen in de 2-meter band tussen stations op aarde vinden in het algemeen plaats via de:

a   ionosfeer
b   troposfeer
c   stratosfeer

-
005
Na zonsondergang worden ver verwijderde radiostations in de 3,5 MHz band hoorbaar.
Dit wordt veroorzaakt omdat:

a   de F-laag splitst in de F1- en de F2-Iaag
b   de D-laag verdwijnt
c   de E-laag ontstaat


-
006
Lange-afstand-communicatie op hf-banden wordt mogelijk gemaakt door het afbuigen van radiogolven in de:

a   stratosfeer
b   troposfeer
c   ionosfeer


-
007
Bij normale condities zullen radiogolven van circa 2 meter golflengte:

a   met het aardoppervlak meebuigen
b   zich volgens een vrijwel rechte lijn voortplanten
c   van het aardoppervlak afbuigen


-
008
Verbindingen in de 14 MHz band over grote afstand worden gemaakt via:

a   de ionosfeerlagen
b   Aurora-reflectie
c   de troposfeer


-
009
Welke bewering is het meest juist?
Radiogolven met een golflengte van 2 meter:

a   worden gereflecteerd door de ionosfeer
b   volgen de kromming van het aardoppervlak
c   planten zich vrijwel rechtlijnig voort


-
010
De hoogste laag in de ionosfeer is:

a   de E-laag
b   de F-laag
c   de D-laag


-