N-01-06-004-vr
001
Welke bewering is juist?

a   de bandbreedte van een FM-signaal is altijd kleiner dan de bandbreedte van een AM-signaal
b   de bandbreedte van een FM-signaal hangt af van de frequentie én de sterkte van het modulerende signaal
c   de bandbreedte van een FM-signaal is onafhankelijk van het modulerende signaal

-
002
Spraak en muziek zijn van oorsprong:

a   audiosignalen
b   digitale signalen
c   videosignalen

-
003
Met een morsesleutel wordt een gelijkspanning gesleuteld.
De gesleutelde spanning is een:

a   hf-signaal
b   audiosignaal
c   digitaal signaal

-
004
De modulatievorm welke de minste storing door laagfrequentdetectie veroorzaakt is:

a   amplitudemodulatie
b   enkelzijbandmodulatie
b   frequentiemodulatie

-
005
De juiste volgorde van toenemende bandbreedte is:

a   CW, EZB-teIefonie, FM-teIefonie
b   EZB-teIefonie, FM-teIefonie, CW
c   CW, FM-teIefonie, EZB-teIefonie

-
006
De modulatiemethode voor spraak met de kleinste bandbreedte is:

a   enkelzijbandmodulatie
b   frequentiemodulatie
c   dubbelzijbandmodulatie

-
007
Voor optimale ontvangst van een in frequentie gemoduleerd telefoniesignaal met een frequentiezwaai van 3 kHz moet de ontvanger een bandbreedte hebben van ongeveer:

a   12 kHz
b   50 kHz
c   3kHz

-
008
Een FM-teIefoniezender wordt gemoduleerd met een 1000 Hz toon van constante amplitude.
Hoeveel zijbandfrequenties ontstaan hierbij?

a   één
b   méér dan een
c   geen

-
009
Een VHF-zender wordt in frequentie gemoduleerd met een If-signaaI.
Het VHF-signaal heeft:

a   veel zijbandfrequenties
b   twee zijbandfrequenties
c   één zijbandfrequentie

-
010
In een elektronisch orgel treedt laagfrequentdetectie op.
Deze is het duidelijkst waarneembaar bij:

a   frequentiemodulatie
b   enkelzijbandmodulatie
c   bij alle modulatie soorten

-