┘
┘
001
Welke bewering is juist?
a de bandbreedte van een FM-signaal is altijd kleiner dan de bandbreedte van een AM-signaal
b de bandbreedte van een FM-signaal hangt af van de frequentie én de sterkte van het modulerende signaal
c de bandbreedte van een FM-signaal is onafhankelijk van het modulerende signaal
-
002
Spraak en muziek zijn van oorsprong:
a audiosignalen
b digitale signalen
c videosignalen
-
003
Met een morsesleutel wordt een gelijkspanning gesleuteld.
De gesleutelde spanning is een:
a hf-signaal
b audiosignaal
c digitaal signaal
-
004
De modulatievorm welke de minste storing door laagfrequentdetectie veroorzaakt is:
a amplitudemodulatie
b enkelzijbandmodulatie
b frequentiemodulatie
-
005
De juiste volgorde van toenemende bandbreedte is:
a CW, EZB-teIefonie, FM-teIefonie
b EZB-teIefonie, FM-teIefonie, CW
c CW, FM-teIefonie, EZB-teIefonie
-
006
De modulatiemethode voor spraak met de kleinste bandbreedte is:
a enkelzijbandmodulatie
b frequentiemodulatie
c dubbelzijbandmodulatie
-
007
Voor optimale ontvangst van een in frequentie gemoduleerd telefoniesignaal met een frequentiezwaai van 3 kHz moet de ontvanger een bandbreedte hebben van ongeveer:
a 12 kHz
b 50 kHz
c 3kHz
-
008
Een FM-teIefoniezender wordt gemoduleerd met een 1000 Hz toon van constante amplitude.
Hoeveel zijbandfrequenties ontstaan hierbij?
a één
b méér dan een
c geen
-
009
Een VHF-zender wordt in frequentie gemoduleerd met een If-signaaI.
Het VHF-signaal heeft:
a veel zijbandfrequenties
b twee zijbandfrequenties
c één zijbandfrequentie
-
010
In een elektronisch orgel treedt laagfrequentdetectie op.
Deze is het duidelijkst waarneembaar bij:
a frequentiemodulatie
b enkelzijbandmodulatie
c bij alle modulatie soorten
-
┘