H12 Nationale en internationale gebruiksregels 001-100
┘
H12 Nationale en internationale gebruiksregels 101-200
101
Wie wordt bedoeld, als in de machtigingsvoorwaarde wordt gesproken over -de minister-?
a minister van Binnenlandse Zaken
b minister van Economische Zaken
d mimister van Verkeer en Waterstaat
-
102
Bij gebruik van een zendinrichting door een ander dan de houder is voor dit gebruik verantwoordelijk:
a de medegebruiker
b de houder van de machtiging
c de medegebruiker en de machtiginghouder samen
-
103
Voor de machtiging is de houder periodiek een vergoeding verschuldigd.
Deze vergoeding moet worden voldaan:
a per kwartaal
b per half jaar
c per kalenderjaar
-
104
Een verklaring van bevoegdheid geeft het recht tot het bedienen van een amateur zender:
a in Nederland
b in Europa
c waar ook ter wereld
-
105
De inrichting wordt gebruikt aan boord van een in de territoriale wateren varend schip.
Aan de roepnaam moet dan worden toegevoegd
a /P
b /M
c /A
-
106
Een zendamateur wordt door de commandant ven een Nederlands militair vliegveld op de hoogte gesteld dat zijn zender storing veroorzaakt in de communicatie apparatuur ven het vliegveld.
De zendamateur dient:
a het gebruik van de inrichting onmiddellijk te staken
b de klacht door te geven aan de RCD zonder het gebruik van de inrichting te staken
c de ontvangapparatuur op zijn kosten te laten ontstoren
-
107
De machtiginghouder mag dmv de zendinrichting verbindingen maken met:
a ieder ander amateurstation
b een amateurstation van een land dat daartegen geen bezwaar heeft kenbaar gemaakt
c niet amateurstations waarvoor een Nederlandse zendmachtiging is verleend.
-
108
De amateur mag zendapparatuur in gebruiken:
a na ontvangst van de machtiging
b direct na zijn slagen voor het zendexamen
c na ontvangst van de verklaring van bevoegdheid
-
109
Het gebruik van 16F3 is niet toegestaan:
a op de amateur frequentieband 3.5-3.8 Mhz
b op de amateur frequentieband 7 – 29.7 Mhz
c op de amateur frequentieband 144 Mhz en hoger
-
110
De machtiginghouder moet bij A3J uitzendingen steeds in staat zijn te bepalen of:
a de uitzendingen binnen de toegelaten frequentieband plaats vinden
b de frequentiestabiliteit voldoende is
c de draaggolf voldoende onderdrukt is
-
111
Een amateur, in het bezit van een mobiel toestemming, zendt gedurende een kort oponthoud, vanuit een stilstaand voertuig.
Dit is:
a toegestaan met toevoeging /M aan de roepnaam
b toegestaan met toevoeging /P aan de roepnaam
c niet toegestaan
-
112
Een A-machtiginghouder (PA3TDR) maakt gebruik van de inrichting van een C-machtiginghouder (PE1VDB).
De roepnaam die bij de uitzendingen moet worden gebruikt is:
a PA3TDR
b PE1VDB
c PA3TDR/a
-
113
Als een andere gelicenseerde zendamateur uw zender gebruikt met uw toestemming en daarbij van uw roepnaam gebruik maakt, wie is dan verantwoordelijk voor de uitzending
a deze andere zendamateur
b u
c de zendamateur van het tegenstation
-
114
Een amateurstation mag in de 80-meter amateurband verbinding maken met:
a alle amateurstation
b alle stations die in deze amateurband werken
c alle stations die aanroepen
-
115
De toevoeging /A achter de roepnaam betekent dat de zender wordt gebruikt:
a op een varend schip
b op een ander adres
c in een stilstaande auto
-
116
Onder het zendvermogen van een FM zender wordt verstaan”:
a het vermogen dat als gevolg van de constructie van de eindtrap niet kan worden overschreden
b het produkt van de voedingsspanning en de gemiddelde stroom toegevoerd aan dat deel van de eindtrap waarmee de
antenne is gekoppeld
c het door de zender afgegeven HF vermogen
d het door de antenne effectief uitgestraalde vermogen
-
117
De vereiste frequentiestabiliteit voor signalen beneden de 30 Mhz bedraagt:
a 150 Hz per 10 minuten
b 300 Hz per 10 minuten
c 1 Khz per 10 minuten
d 1.5 Khz per 10 minuten
-
118
Wanneer dient de radiozendamateur gebruik te maken van de aanduiding /M?
a bij gebruik van het amateurstation in een voertuig
b bij maritiem gebruik van het amateurstation
c bij gebruik van het amateurstation terwijl het wordt meegedragen
d bij gebruik van van het amateurstation op een ander adres dan normaal
-
119
Een A machtiginghouder mag in de 80 meterband een radioverbinding maken met:
a alle amateurstations ter wereld
b alle stations die in deze amateurband werken
c alle stations die aanroepen
d amateurstations van landen die daartegen geen bezwaar hebben ingebracht
-
120
Het amateurstation PE1XYZ wordt tijdelijk vast opgesteld op de watertoren te Hovingdam.
De RCD is hiervan niet ter kennis gesteld.
De identificatie moet als volgt worden uitgezonden:
a PE1XYZ/M op de watertoren van Hovingdam
b PE1XYZ/A aan de watertoren 13 te Hovingdam
c PE1XYZ aan de watertoren 13 te Hovingdam
d PE1XYZ/P op de watertoren te Hovingdam
-
121
In de klasse van uitzending 16K0F3E wordt met het cijfer 3 bedoeld:
a de soort informatie welke uitgezonden wordt
b het type signaal dat de draaggolf moduleert
c de modulatievorm van de draaggolf
d de bandbreedte van het uitgezonden signaal
-
122
Een enkelzijband zender J3E die kan uitzenden in de 7 Mhz band mag een maximum bandbreedte hebben van:
a 3 Khz
b 3.6 Khz
c 6 Khz
d 7.2 Khz
-
123
Een amateurzender met een zendvermogen van 50 milliwatt werkt op 3.6 Mhz,.
Elke ongewenste component die wordt uitgestraalt beneden 30 Mhz dient tenminste onderdrukt te zijn met:
a 30 dB
b 40 dB
c 50 dB
d 60 dB
--
124
Het uitzenden van slowscantelevisie signalen is toegestaan op de frequentieband:
a 10 Mhz
b 18 Mhz
c 24 Mhz
d 28 Mhz
-
125
In regio 2 Amerika zijn de aan amateurs toegestane frequentiebanden oa 3.56-4 Mhz en 144-148 Mhz.
Een amateurstation met een Nederlandse A machtiging bevind zich Maritiem Mobiel in dit gebied.
Dit station mag gebruik maken van de frequentiebanden:
a 3.5-3.8 Mhz 144-146 Mhz
b 3.5-4 Mhz 144-146 Mhz
c 3.5-3.8 Mhz 144-148 Mhz
d 3.5-4 Mhz 144-148 Mhz
-
126
Met betrekking tot keuring van de zendinrichting geldt het volgende:
a binnen een jaar na aanschaf dient de zendinrichting gekeurd te zijn door de RCD
b voordat met een zendinrichting verbindingen mogen worden gemaakt dient de zendinrichting te zijn goedgekeurd door de RCD
c uitsluitend voor een zelfgebouwde zendinrichting geldt dat deze moet zijn goedgekeurd door de RCD, alvorens hiermee verbindingen
mogen worden gemaakt
d alle zendinrichtingen worden geacht te zijn goedgekeurd
-
127
De machtiginghouder dient ongevraagd aan de RCD opgave te doen van:
a het adres waar het amateurstation vast wordt opgesteld
b alle aanwezige zendapparatuur
c de schakelschema’s van de gebruikte zendapparatuur
d de toegestane antenne
-
128
De zendinrichting zendt uit op 145 Mhz.
In 10 minuten mag de frequentie niet meer verlopen dan:
a 145 Khz
b 300 Khz
c 725 Khz
d naar de stand der techniek redelijk te stellen eis
-
129
Onder het zendvermogen van een FM zender wordt verstaan:
a het vermogen dat als gevolg van de constructie van de eindtrap niet kan worden overschreden
b het produkt van de voedingsspanning en de gemiddelde stroom
c het door de zender afgegeven hoogfrequent vermogen
d het door de zender afgegeven laagfrequent vermogen
-
130
Een radiozendamateur heeft een 2 meter FM zender met een zendvermogen van 10 watt gebouwd.
Deze zender mag alleen worden gebruikt als:
a de RCD hiervan in kennis gesteld
b de zender aan de RCD is aangemeld met een verzoek deze te keuren
c de zender voldoet aan de gestelde technische eisen
d de zender doo9r de RCD is type goedgekeurd
-
131
Een amateurzender met een zendvermogen van 1 watt werkt op een frequentie van 3.6 Mhz.
Elk ongewenst hoogfrequent signaal beneden de 40 Mhz mag maximaal zijn:
a 1 micro watt
b 10 micro watt
c 100 micro watt
d 1 milli watt
-
132
Een radiozendamateur doet propagatie onderzoek met zijn zender in de Euromast en blijft hierbij zelf aanwezig.
Volgens de machtigingsvoorwaarden is dit:
a toegestaan mits het registratiebewijs daarbij aanwezig is
b niet toegestaan
c uitluitend toegestaan als voor het onderzoek schriftelijk toestemming van de RCD is verkregen
d toegestaan onder voorwaarde dat de RCD daarvan voorak in kennis is gesteld
-
133
De definitie van het “amateurstation” is:
a een of meer zendinrichtingen met daarbij behorende antenne inrichtingen
b een of meer zendinrichtingen met daarbij behorende onyvangers
c de zendinrichtingen op het vaste aadres
d een of meer zendinrichtingen met uitzondering van zendinrichtingen die niet op het vaste adres staan opgesteld
-
134
In de huiskamer, op het vaste adres van de machtiginghouder, staat het amateurstation zodanig opgeteld dat door het indrukken van de microfoonschakelaar de zender in bedrijf komt.
De machtiginghouder is niet aanwezig.
Wat is juist?
a dit is toegestaan als de beschikking waarbij machtiging is verleend en het register aanwezig is
b dit is toegestaan als de machtiginghoudernaan zijn huisgenoten heeft verteld dat niemand aan het amateurstation mag zitten
c de machtiginghouder handelt correct als hij aan zijn huisgenoten heeft verteld dat niemand aan het amateurstation mag zitten
d dit is in strijd met de machtigingsvoorwaarden omdat onbevoegden in de gelegenheid worden gesteld om het amateurstation te gebruiken
-
135
Het toegestane zendvermogen in de frequentieband 1.825-1.850 Mhz bedraagt:
a 100 W
b 30 W
c 15 W
d 10 W
-
136
Volgens wettelijke bepalingen is een radiofrequentievermogenversterker (lineair) :
a gelijkgesteld aan een zendinrichting
b niet gelijkgesteld aan een zendinrichting
c alleen gelijkgesteld met een zendinrichting als deze versterker voor amateur uitzendingen wordt gebruikt
d alleen gelijkgesteld met een zendinrichting als deze versterker behoort tot het amateurstation
-
137
Voor het gebruik van het amateurstation in de frequntieband 144-146 Mhz, geldt dat:
a alle klassen van uitzending, zowel tijdens het experiment als bij identificatie, zijn toegestaan
b alleen klassen van uitzending zijn toegestaan welke gebruikelijk zijn in de amateurdienst
c alleen de klassen van uitzending zijn toegestaan welke voor identificatie van het amateurstation zijn voorgeschreven
d alle klassen van uitzending zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de indentificatie procedure
-
138
Het zendvermogen van een 70-cm band telefoniezender is 30 watt.
Het vermogen van ongewenste hoogfrequente componenten in de frequentieband
960 MHz - 17,7 GHz mag per component niet meer bedragen dan:
a 100 microwatt
b 100 milliwatt
c -50 dB ten opzichte van het zendvermogen
d -40 dB ten opzichte van het zendvermogen
-
139
Wat is juist?
a wanneer de amateurdienst op een frequentieband een primaire status heeft, kan de radiozendamateur recht doen gelden op
exclusief en storingvrij gebruik van die frequentieband
b wanneer de amateurdienst op een frequentieband een secundaire status heeft, kan de radiozendamateur recht doen gelden op
exclusief en storingvrij gebruik van die frequentieband
c op de toegewezen amateurfrequentiebanden kan de radiozendamateur recht doen gelden op exclusief en storingvrij gebruik
d de radiozendamateur kan geen recht doen gelden op exclusief en storingvrij gebruik van de toegewezen
amateurfrequentiebanden
-
140
Het toegestane zendvermogen voor een A-machtiginghouder is in de 2-meter amateurband:
a 15 W
b 30 W
c 100 W
d 200 W
-
141
In welke frequentieband moet de radiozendamateur wijken voor een primaire dienst ?
a 7,0 -7,1 MHz
b 14,0 -14,35 MHz
c 10,1 -10,15 MHz
d 28,0 -29,7 MHz
-
142
Het zendvermogen van een zender van een A-machtiginghouder bedraagt 120 watt.
De zender kan een maximaal zendvermogen leveren van 300 watt.
De aanwezigheid van deze zender is:
a toegestaan
b niet toegestaan
c toegestaan als het zendvermogen wordt teruggeregeld tot 100 watt
d toegestaan als de machtiginghouder tijdens de uitzending kan controleren dat het toegestane zendvermogen niet wordt overschreden
-
143
In de machtigingsvoorschriften en beperkingen wordt bij toepassing van frequentie- of fasemodulatie "het zendvermogen" gedefinieerd als:
a het effectief uitgestraald vermogen van de aan de zendinrichting gekoppelde antenne-inrichting
b 25% van het door de direct met de antenne- inrichting te koppelen trap afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend
over een periode van de hoogfrequent uitgangswisselspanning tijdens het maximum van het modulerende signaal
c het maximaal vermogen dat door de aan de antenne- inrichting gekoppelde transmissielijn aan de antenne wordt afgegeven
d het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van de zendinrichting afgegeven gemiddelde vermogen
-
144
Het zendvermogen van een amateurzender is 60 watt.
Het vermogen van ongewenste hoogfrequente componenten in de frequentieband 40 MHz - 960 MHz mag per component niet meer bedragen dan:
a 10 microwatt
b 100 milliwatt
c -60 dB t.o.v. het zendvermogen
d -40 dB t.o.v. het zendvermogen
-
145
Welke combinatie van mogelijkheden mag de F-machtiginghouder gebruiken?
Zendvermogen Frequentie Status Klasse
a 30 watt 10,1 MHz P F3E of J3E
b 30 watt 50 MHz S F3E of J3E
c 100 watt 28,5 MHz P geen beperkingen
d 2000 watt 144 MHz S geen beperkingen
-
146
Het overbrengen van berichten voor derden, door middel van een Nederlands amateurstation is:
a beslist verboden
b verboden, tenzij de berichten van zeer groot belang zijn
c toegestaan, als de berichten van gering belang zijn
d toegestaan, als het bericht in verstaanbare taal wordt doorgegeven
-
147
Een radiozendamateur wil z'n amateurstation in zijn auto gebruiken.
Dergelijk mobiel gebruik is:
a zonder meer toegestaan
b alleen toegestaan als daarbij het registratiebewijs aanwezig is
c toegestaan als het mobiel station geen storing teweeg brengt
d alleen toegestaan als de roepletters worden aangevuld met /M (breukstreep M)
-
148
De Amateurdienst is bedoeld voor:
1.bevoegde personen die geinteresseerd zijn in de radiotechniek;
2.personen uitsluitend met een persoonlijk oogmerk en zonder geldelijke interesse.
Wat is juist?
a bewering 1 en 2
b alleen bewering 1
c alleen bewering 2
d geen van beide beweringen
-
149
De definitie van "Het amateurstation" luidt:
a een samenstel van radio-ontvang- en zendmiddelen voor het onderhouden van
amateurradioverbindingen
b een inrichting waarmee met toestemming van de Directie technische onderzoekingen worden gedaan
c een inrichting waarmee bevoegde personen die geinteresseerd zijn in radiotechniek onderlinge radioverbindingen onderhouden
d één of meer zendinrichtingen met de daarbij behorende antenne-inrichtingen
-
150
Volgens wettelijke bepalingen is een radiofrequentie- vermogensversterker (lineair):
a gelijkgesteld met een zendinrichting
b niet gelijkgesteld met een zendinrichting
c alleen gelijkgesteld met een zendinrichting als deze versterker voor amateur-uitzendingen wordt gebruikt
d alleen gelijkgesteld met een zendinrichting als deze versterker behoort tot het amateurstation
-
151
Artikel 14 Machtigingsvoorschriften en beperkingen:
Het zendvermogen van een bakenzender op 1296 MHz is 15 watt.
Het vermogen van ongewenste hoogfrequente componenten in de frequentieband
17,7 GHz en hoger mag per component niet meer bedragen dan:
a 10 µW
b naar de stand der techniek
c -60 dB t.o.v. het zendvermogen
d -40 dB t.o.v. het zendvermogen
153
Met de aanduiding F1A wordt bedoeld:
a een frequentiegemoduleerde morsetelegrafie-uitzending voor ontvangst op het gehoor
b een frequentiegemoduleerde telegrafie-uitzending voor automatische ontvangst
c een amplitudegemoduleerde telegrafie-uitzending voor automatische ontvangst
d een amplitudegemoduleerde morsetelegrafie-uitzending voor ontvangst op het gehoor
-
154
Bij het luisteren op de kortegolfbanden hoort u een conversatie tussen twee internationaal bekende personen welke niet voor u is bestemd.
U meldt de inhoud van het gesprek aan een landelijk dagblad met het verzoek dit te publiceren.
Dit is:
a toegestaan
b verboden
c toegestaan als de inhoud van het gesprek van groot internationaal belang is
d verboden, tenzij de inhoud van het gesprek niet belangrijk is
-
152
Een geregistreerde radiozendamateur koopt een tweedehands mobilofoon, werkend in de band 146 - 174 MHz.
Hij wijzigt het frequentiebereik in 144 - 172 MHz.
Het gebruik van dit apparaat is:
a niet toegestaan
b toegestaan, mits hij zich aan de gebruikersbepalingen amateurfrequentiegebruik houdt
c toegestaan, mits het toegestane zendvermogen niet kan worden overschreden
d alleen toegestaan als de eindtrap van de zender is verwijderd
-
155
Door de Minister wordt aan een radiozendamateur een zendverbod opgelegd wegens technische onvolkomenheden in het amateurstation.
Het zendverbod wordt opgeheven als:
a door de toezichthoudende ambtenaar is vastgesteld dat de zendapparatuur van het amateurstation weer voldoet aan
de gestelde technische eisen
b de radiozendamateur de Directie telefonisch heeft medegedeeld dat de zendapparatuur van het amateurstation weer
voldoet aan de gestelde technische eisen
c de radiozendamateur de Directie heeft medegedeeld dat de zendapparatuur van het amateurstation geen storing
meer veroorzaakt
d de radiozendamateur aan de Directie schriftelijk heeft verklaard dat de zenders van het amateurstation voldoen aan
de gestelde technische eisen
-
156
In Nederland wordt de categorie van de amateurmachtiging in de prefix kenbaar gemaakt door:
a het cijfer
b de eerste letter
c de tweede letter
d de tweede letter en het cijfer
-
157
Tijdens de keuring blijkt dat een zender van het amateurstation niet voldoet aan de gestelde technische eisen.
De toezichthoudende ambtenaar:
a is tegen afgifte van een schriftelijk bewijs bevoegd deze zender voor nader technisch onderzoek mee te nemen
b mag deze zender alleen meenemen als de radiozendamateur daar toestemming voor geeft
c mag deze zender alleen meenemen als hij eerst een schriftelijke machtiging kan tonen om deze zender ter keuring mee te nemen
d mag nooit een zender meenemen
-
158
Volgens wettelijke bepalingen is een frequentie-omzetter voor zenddoeleinden gelijkgesteld met:
a een zendinrichting
b een ontvanginrichting
c een antenne-inrichting
d een ontvanginrichting als deze alleen geschikt is voor het amateurstation
-
159
Het registratiebewijs moet:
a altijd op het correspondentie-adres aanwezig zijn
b bij een zender aanwezig zijn die zich niet op het vaste adres bevindt
c altijd op het vaste adres aanwezig zijn
d alleen bij het amateurstation aanwezig zijn als de radiozendamateur het amateurstation gebruik
-
160
De Amateurdienst is gedefinieerd als:
1 een radiodienst van zelfontwikkeling, onderlinge radiogemeenschap en technische onderzoekingen.
2 een radiodienst, uitgeoefend door personen die een radio-opleiding volgen.
Wat is juist?
a bewering 1 samen met bewering 2
b alleen bewering 1
c alleen bewering 2
d geen van beide beweringen
-
161
Bij een zendamateur zijn aanwezig:
1.ontvanginrichtingen;
2.zendinrichtingen;
3.antenne-inrichtingen.
Volgens de machtigingsvoorschriften bestaat "het amateurstation uit de combinatie van:
a 1 en 2
b 1 en 3
c 2 en 3
d 1, 2 en 3
-
162
Bij mobiel gebruik van een Nederlandse amateurzender in een ander CEPT-land moet aan de roepletters een / (breukstreep) worden toegevoegd gevolgd door:
a mobile
b MOB
c MM
d M
-
163
Welke combinatie van mogelijkheden mag de A-machtiginghouder gebruiken?
Zendvermogen Frequentie Status
A 400 W 10.1 Mhz P
B 120 W 29.9 Mhz P
C 400 W 1250.0 Mhz S
D 120 W 3400.1 Mhz S
-
164
Met een Nederlands amateurstation is het overbrengen van berichten van en voor derden:
a beslist verboden
b verboden, tenzij de berichten van zeer groot belang zijn
c toegestaan, als de berichten van gering belang zijn
d toegestaan, als het bericht in verstaanbare taal wordt doorgegeven
-
165
De zendinrichting van het amateurstation:
a moet altijd door de RDR zijn type-goedgekeurd
b mag uitsluitend worden gebruikt als de RDR hiervoor toestemming heeft verleend
c mag worden gebruikt als deze voldoet aan de gestelde technische eisen
d mag alleen worden gebruikt nadat de toezichthoudende ambtenaar van de RDR de zendapparatuur heeft goedgekeurd
-
166
Een F-machtiginghouder maakt zijn verbindingen in de 20-meter amateurband met een vermogen van 75 watt.
Zijn zender kan maximaal een zendvermogen leveren van 600 watt.
De aanwezigheid van deze zender is:
a toegestaan
b alleen toegestaan als het zendvermogen wordt ingesteld op 120 watt
c alleen toegestaan als de amateurzender wordt ingesteld op hem toegestane zendvermogen
d niet toegestaan
-
167
Het is de radiozendamateur toegestaan het amateurstation te gebruiken om informatie uit te zenden:
a van commerciële aard
b die versleuteld is
c die betrekking heeft op amateurstations
d van derden (niet-radiozendamateurs)
-
168
Een amateurzender met een zendvermogen van 1 watt werkt op een frequentie van 3,6 MHz.
Elke ongewenste component beneden 40 MHz mag maximaal zijn:
a -50 dB ten opzichte van het zendvermogen
b -60 dB ten opzichte van het zendvermogen
c 10 microwatt
d 100 microwatt
-
169
De radio-amateur wordt in het Internationale Radioreglement gedefinieerd als:
1 een behoorlijk persoon die radiotechniek toepast met geldelijk oogmerk en zonder persoonlijk gewin
2 een behoorlijk bevoegd persoon die geïnteresseerd is in radiotechniek, uitsluitend met een persoonlijk oogmerk en zonder
geldelijke interesse
Wat is juist?
a bewering 1 samen met bewering 2
b alleen bewering 1
c alleen bewering 2
d geen van beide beweringen
-
170
Een F-machtiginghouder gebruikt zijn amateurstation als een onbemand relaisstation.
Dit is:
a altijd toegestaan
b nooit toegestaan
c uitsluitend toegestaan met toestemming van het AT
d altijd toegestaan op een frequentie in de 2-meter band
-
171
Het zendvermogen van een 2-meter FM-zender is 10 watt.
Het vermogen van ongewenste hoogfrequentcomponenten in de frequentieband
9 kHz - 40 MHz mag per component niet meer bedragen dan:
a 100 microwatt
b 100 milliwatt
c 10 microwatt
d -40 dB ten opzichte van het zendvermogen
-
172
Definitie zendvermogen:
Het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over een periode van de hoogfrequent uitgangswisselspanning tijdens [...X...l (Peak Envelope Power).
Op plaats [...X...] moet staan:
a het minimum van de omhullende
b het maximum van de omhullende
c het gemiddelde van de omhullende
d de nuldoorgang van de omhullende
-
173
Het is de radiozendamateur ten alle tijden toegestaan het amateurstation te gebruiken om informatie uit te zenden:
a van commerciële aard
b die versleuteld is
c die betrekking heeft op amateurstations
d van derden (niet-radiozendamateurs)
-
174
Tabel bij artikel 8 van de "Voorschriften en beperkingen":
“} ten opzichte van het zendvermogen
Van een mobiel amateurstation dat uitsluitend kan werken in de 2-meter band en met een klasse van uitzending F3E is het zendvermogen 10 watt.
Het vemogen van ongewenste hoogfrequente uitstralingen in de frequentieband
430-440 MHz mag per component niet meer bedragen dan:
a 1 milliwatt
b 100 microwatt
c 10 microwatt
d -50 dB ten opzichte van het zendvermogen
-
175
De vergunninghouder moet onder andere:
a er voor zorgdragen dat door de uitzendingen de grenzen van de hem toegewezen frequentiebanden niet worden
overschreden
b in staat zijn om te bepalen of de uitzendingen binnen de toegelaten frequentieband plaatsvinden
c in staat zijn nauwkeurig te bepalen op welke frequentie de uitzendingen plaatsvinden
d op elk moment de zendfrequentie van de uitzendingen kunnen bepalen
-
176
Een Nederlandse radiozendamateur laat zijn amateurstation gebruiken door een buitenlandse radiozendamateur die reeds 6 maanden in Nederland verblijft.
Dit is:
a nooit toegestaan
b toegestaan als de buitenlandse radiozendamateur een Nederlandse vergunning heeft
c uitsluitend toegestaan als tijdens uitzendingen de Nederlandse radiozendamateur aanwezig is
d onder alle omstandigheden toegestaan
-
177
Bij overtreding van de "Voorschriften en beperkingen" is de Minister van Economische Zaken bevoegd:
1.u een geheel of gedeeltelijk zendverbod op te leggen
2.uw zendinstallatie te vernietigen.
Juist is:
a zowel 1 als 2
b alleen 1
c alleen 2
d geen van beide
-
178
In de "Voorschriften en beperkingen" wordt onder het amateur-station verstaan één of meer radiozendapparaten:
a die op het vaste adres staan opgesteld
b waarvoor frequentieruimte is gereserveerd
c met de daarbij behorende ontvang- en antenne-inrichtingen
d met de daarbij behorende antenne-inrichtingen geschikt om uit te zenden op één of meer frequentiebanden die zijn toegewezen aan de Amateurdienst
-
179
De wetgever onderscheidt de categorieën van vergunningen F en N voor het doen van onderzoekingen door radiozendamateurs.
Dit onderscheid bepaalt uitsluitend de toegestane:
a frequentiebanden
b zendvermogens en klassen van uitzending
c frequentiebanden en de toegestane zendvermogens
d toegewezen klassen van uitzending en status op de toegewezen banden
-
180
De maximale snelheid waarmee de roepletters bij het begin van de uitzending in morsetekens mogen worden geseind is:
a 12 woorden per minuut
b 20 woorden per minuut
c 24 woorden per minuut
d 30 woorden per minuut
-
181
Een N-vergunninghouder wil bij een F-vergunninghouder zenden op een frequentie van 1297 MHz.
Dit gebruik is:
a toegestaan, mits de N-vergunninghouder de roepletters van de
F-vergunninghouder gebruikt
b toegestaan, mits de F-vergunninghouder aanwezig is bij het radiozendapparaat
c toegestaan, mits het zendvermogen maximaal 25 watt bedraagt
d niet toegestaan
-
182
De maximale snelheid waarmee de roepletters bij het begin van de uitzending in morsetekens mogen worden geseind is:
a 12 woorden per minuut
b 20 woorden per minuut
c 24 woorden per minuut
d 30 woorden per minuut
-
183
Een vergunning in de categorie F voor het doen van onderzoekingen door radiozendamateurs wordt door de overheid verstrekt onder de volgende voorwaarden:
a leeftijd tenminste 12 jaar en geslaagd voor het examen Radiotechniek en Voorschriften I
b leeftijd tenminste 14 jaar en geslaagd voor het examen Radiotechniek en Voorschriften I
c leeftijd tenminste 12 jaar en geslaagd voor het examen Radiotechniek en Voorschriften II
d leeftijd tenminste 14 jaar en geslaagd voor het examen Radiotechniek en Voorschriften II
-
184
Een N-vergunninghouder gebruikt een 80-meter zender van een F-vergunninghouder (geen verenigingsstation).
Dit is:
a toegestaan, mits de F-vergunninghouder aanwezig is bij de zender
b niet toegestaan
b toegestaan, mits de N-vergunninghouder zijn eigen roepletters gebruikt
d toegestaan, mits de N-vergunninghouder de roepletters van de F-vergunninghouder gebruikt
-
185
Binnen het kader van de ameurdienst is de Nederlandse radiozendamateur bevoegd:
a uitzendingen te doen ten behoeve van de begeleiding van sportmanifestaties
b technische onderzoekingen te doen op frequentiebanden die daarvoor zijn aangewezen
c technische onderzoekingen te doen met persoonlijk oogmerk en met geldelijke interesse
d uitzendingen te doen voor derden
-
186
juist is
a een f registratie mag in de frequentieband 3.5-3.8 Mhz zenden met een zendvermogen van 1000 watt
b een n registratie mag in de frequentieband 430-432 Mhz zenden met een zendvermogen van 120 watt
c een f registratie mag in de frequentieband 144-146 Mhz zenden met een zendvermogen van 400 watt
d een f registratie mag in de frequentieband 50.0-50.45 Mhz zenden met een zendvermogen van 400 watt
-
187
Een N vergunninghouder gebruikt een 80 meter zender en het amateurstation staat zodanig opgesteld dat door het indrukken van de microfoonschakelaar de zender in bedrijf komt
De vergunninghouder is niet aanwezig
Wat is juist ?
a dit is toegestaan
b dit is toegestaan als de vergunninghouder aanwezig is
c de vergunninghouder handelt correct als hij aan zijn huisgenoten heeft verteld dat niemand aan het amateurstation mag komen
d dit is in strijd met de voorschriften wn beperkingen
d
-
188
Juist is ?
a De 50 Mhz frequentieband mag door de radioamateur met een F registtratie worden gebruikt met een zendvermogen van 400 W
b De 50 Mhz frequentieband mag door de radioamateur met een N of F registtratie worden gebruikt met een zendvermogen van 25 W
c De 50 Mhz frequentieband mag door de radioamateur met een N of F registtratie worden gebruikt met een zendvermogen van 120 W
d De 50 Mhz frequentieband mag door de radioamateur met een F registtratie worden gebruikt met een zendvermogen van 30 W
-
189
In de "Voorschriften en beperkingen" wordt onder het amateur-station verstaan
a een samenstel van radio-ontvang-en-zendapparaten voor het onderhouden van amateur radioverbindingen
b een inrichting waarmee met toestemming van AT technische onderzoekingen worden gedaan
c een inrichting waatmee bevoegde personen die geinteresserd zijn in radio techniek onderling radioverbindingen omderhouden
d 1 of meer radio zendapparaten met de daarbij behorende antenne inrichting
-
190
In de "voorschriften en beperkingen" wordt onder het zendvermogen van een FM zender verstaan
a het door de antenne afgegeven gemiddelde hoogfrequent vermogen
b het vermogen dat als gevolg van de construcrie van de eindtrap niet kan worden overschreden
c het produkt van de voedingsspanning en de gemiddelde stroom toegevoerd aan het deel van de eindtrsp waarmee de
antenne is gekoppeld
d het door de direct met de antenne inrichting te koppelen trap van het radio zendapparaat afgegeven gemiddelde vermogen ,
gerekend over de periode van de hoogfrequente uitgangswisselspanning tijdens het maximum van de omhellunde ( PEP )
-
191
In de "voorschriften en beperkingen" wordt onder het amateurstation verstaan
a 1 of meer radio zend apparaten met de daarbij behorende antenne inrichtingen
b 1 of meer radio zend apparaten met de daarbij behorende ontvangers
c de radio zend apparaten op het vaste adres
d 1 of meer radio zend apparaten met uitzondering van radio zend apparaten die niet op het vaste adres staan opgesteld
-
192
In het geval van een FM zender wordt volgens de "voorschriften en beperkingen' oner het zendvermogen vetrstaan
a het door de voeding geleverde gelijklstroom vermogen
b het door de eindtrap opgenomen gelijkstroon vermogen
c het door de zender afgegeven hoogfrequen vermogen
d het door de antenne afgegeven gemiddelde hoogfrequent vermogen
-