060
Een lf-versterker , die frequentie-liniair is tussen f1 en f2 , heeft de :
a karakteristiek 3
b karakteristiek 1
c karakteristiek 2
d karakteristiek 4
R18 enR19
a verzorgen de werkpuntinstelling van Q4
b vormen een laagdoorlaatfilter met C15 en R17
c dienen voor de juiste aanpassingvan filter F
d dienen voor de tegenkoppeling van Q4
063
Zie afbeelding 1
De ontvanger wordt afgestemd met:
a alleen C25
b alleen C3
c alleen C6
d C3 C6en C25
064
Dit pi-filter dat tussen de eindtrap van een zender en de voedingskabel naar de antenne is geschakeld:
a verbetert de staandegolf verhouding op de voedingskabel naar de antenne
b verbetert de frequentiestabiliteit van de zender
c verhoogt de antenne winst
d onderdrukt de harmonischen van de grondfrequentie
065
In deze zender is de kristaloscillator opgebouwd rond de transistor(ern) :
a Q3
b Q1
c Q2 en Q3
d Q2
066
De regellus met fasevergelijking is in stabiele toestand (gelocked).
De deler is ingesteld op:
a 500
b 50
c 4900
d 5100
067
Twee dicht bij elkaar wonenede zendamateurs zenden gelijktijdig uit, op 144.5 Mhz en de ander op 145.5 Mhz.
Door intermodulatie kunnen ook signalen ontstaan op:
a 144 Mhz en 146 Mhz
b 143.5 Mhz en 146.5 Mhz
c 144.5 Mhz en 145 Mhz
d 145.5 Mhz en 146Mhz
068
In een zenderstuurtrap wordt het signaal van een kristaloscillator gemengd met dat van een variabele oscillator.
Voor het zendbereik tussen 3.5-3.8 Mhz komt de volgende combinatie in aanmerking:
a kristaloscillator 2.6 Mhz ; variabele oscillator 1.2 – 1.5 Mhz
b 9.3 Mhz 5.5 – 5.8 Mhz
c 4.0 Mhz 400 – 700 Khz
d 3.5 Mhz 200 – 500 Mhz
069
In een EZB-zender wordt de hoge zijband opgewekt
met een draaggolffrequentie van 500 Khz.
De draaggolf-zendfrequentie bedraagt 3700 Khz, waarbij de lage zijband dient te worden uitgezonden.
De oscillatie frequentie is:
a 3200 Khz
b 2700 Khz
c 4200 Khz
d 3700 Khz
070
Een element X (links onderaan het schema) stelt voor:
a een kwartskristal wat zich inductief gedraagd
b het tekensymbool voor resonantie
c een Foster Seeley detector
d een kwartzkristal wat zich capacitief gedraagd
072
Zie afbeelding 070 071
Voor optimale onderdrukking van de draaggolf geldt:
a C10 is gelijk aan C11 en de loper van R11 is geheel naar boven gedraaid
b C10 = 2xC11 en de loper van R11 is geheel naar beneden gedraaid
c C11 = 2xC10 en de loper van R11 is ongeveer in de middenpositie
d C11 is ongeveer gelijk aan C10 en de loper van R11 in de middenpositie
071
De diodeschakeling D is hier een:
a frequentie vermenigvuldiger
b frequentie modulator
c bruggekijkrichter
d balansmodulator
073
R11 en R12:
a dienen voor tegenkoppeling van Q3
b mogen geen draadgewonden weerstanden zijn
c zorgen voor het juiste werkpunt van Q3
d vormen met C9 een laagdoorlaatfilter
074
De dioden zijn gelijk.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en grootste Iuit die de schakeling kan leveren:
a Uuit = 200 V en Iuit = 4 A
b Uuit = 400 V en Iuit = 4 A
c Uuit = 400 V en Iuit = 2 A
d Uuit = 200 V en Iuit = 2 A
Er staat een hoogfrequent wisselspanning over:
a. R7
b R26
c. R13
d. R21