001
Indien van een parallelkring de capaciteit gehalveerd wordt zal de Fres
a 2 maal zo hoog worden
b √2maal zo hoog worden
c √2maal zo laag worden
d gehalveerd worden
-
002
Deze L-C kring heeft
a zowel een parallel- als een serieresonantiefrequentie
b alleen een serieresonantiefrequentie
c geen resonantiefrequentie
d alleen een parallel resonantiefrequentie
-
003
In het filter zijn de 3 seriekringen in resonantie op de daarbij aangegeven frequenties
Het filter
a laat 2000 Hz en 4000 Hz door
b laat 2000 Hz door en spert 4000Hz
c spert 2000 Hz en 4000 Hz
d spert 2000 Hz en laat 4000 Hz door
-
004
Om de resonantiefrequentie van de kring een factor 2 te verhogen. moet de regelspanning op de varicap gewijzigd worden van
a 12.5 V naar 20 V
b 5 V naar 20 V
c 10 V naar 5 V
d 20 V naar 5 V
-
f.res = 1 / [2*pi* Ѵ (L*C)]
005
De spoel heeft een gelijkstroomweerstand van 40 Ohm.
De reactrantie (XL) is 1 Kohm.
De ingangsspanning is ongeveer:
a 104 V
b 4 V
c 204 V
d 100 V
-
006
Indien bij een parallelkring de zelfinductie 2 maal zo groot en de capaciteit 2 maal zo klein wordt gemaakt, zal de resonantiefrequentie:
a 2 maal zo hoog worden
b gehalveerd worden
c gelijk blijven
d 4 maal zo hoog worden
-
007
Indien van een seriekring de zelfinductie wordt verdubbeld, zal de resonantiefrequentie :
a gehalveerd worden
b ⱱ2 maal zo laag worden
c verdubbeld worden
d ⱱ2 maal zo hoog worden
-
008
lndien van een parallelkring de capaciteit 4 maal zo groot wordt zal de resonantiefrequentie :
a. 4 maal zo hoog worden
b. 2 maal zo hoog worden
c. gereduceerd worden tot een kwart
d. gehalveerd worden
-
009
De resonantiefrequentie van de schakeling is ongeveer ?
a 3.2 Khz
b 1.6 Khz
c 63 Khz
d 32 Khz
-
010
De parallelresonantiefrequentie van deze schakeling wordt bepaald door:
a L1 en L2
b C en L2
c C en L1
d C en L1 en L2
-
011
Indien van een seriekring de zelfinductie wordt verdubbeld zal de resonantiefrequentie:
a gehalveerd worden
b Ѵ2 maal zo hoog worden
c verdubbeld worden
d Ѵ2 maal zo laag worden
-
012
De serieresonantiefrequentie van deze schakeling wordt bepaald door:
a L1 en L2
b C en L2
c C en L1
d C en L1 en L2
-
013
De kring is in resonantie.
Na het sluiten van de schakelaar wordt:
a. de spanning U2 groter en de bandbreedte van de kring groter
b. de spanning U2 kleiner en de bandbreedte van de kring groter
c. de spanning U2 groter en de bandbreedte van de kring kleiner
d. de spanning U kleiner en de bandbreedte van de kring kleiner
-
014
Indien bij een seriekring de zelfinductie en de capaciteit beiden 2 maal zo groot worden gemaakt, zal de resonantiefrequentie:
a gehalveerd worden
b 2 maal zo hoog worden
c 4 maal zo hoog worden
d gelijk blijven
-
015
Bij een bepaalde frequentie is de kring in resonantie en de impedantie Z zeer hoog.
Deze frequentie wordt geheel bepaald door:
a L C1 en C2
b L en C2
c L en C1
d C1 en C2
-
016
Een zender werkt op 145 MHz.
De eerste harmonische hiervan is:
a 217.5 MHz
b 290 MHz
c 145 MHz
d 72.5 MHz
-
017
Als de frequentie wordt verdubbeld, dan wordt de ingangsimpedantie:
a 2200 Ω
b 1708 Ω
c 1000 Ω
d 1100 Ω
-
018
Hoe groot is de impedantie op de resonantiefrequentie?
a. nul
b. R
c. oneindig groot
d. L/C
-
019
Door een spoel met een zelfinductie van 0,2 henry loopt een sinusvormige wisselstroom van Ieff = 2 ampère.
De frequentie van de wisselstroom is 70/2π Hz.
De spanning over de spoel Ueff is:
A. 56 V
B. 40 V
C. 28 V
D. 20 V
-
020
De impedantie Z is bij resonantie:
a 100 ohm
b 1000 ohm
c 1100 ohm
d oneindig hoog
-
021
De spoelen zijn onderling niet gekoppeld.
De resonantiefrequentie van kring Q is:
a gelijk aan die van kring P
b 2 maal die van kring P
c 0.5 maal die van kring P
d 4 maal die van P
-
022
De resonantiefrequentie van de schakeling wordt beïnvloed door de:
a capaciteit C
b weerstand R2
c weerstanden R1 en R2
d weerstand R1
-
023
De weerstand dissipeert het grootste vermogen bij een frequentie van ongeveer:
a 320 Hz
b 160 Hz
c 6400 Hz
d 3200 Hz
-
024
De impedantie Z is bij resonantie:
a 100 Ω
b 141 Ω
c 200 Ω
d 50 Ω
-
025
In onderstaande schakeling is een resonantiekring weergegeven.
De spoel L en de condensator C zijn verliesvrij verondersteld.
De resonantiefrequentie fres wordt weergegeven door de formule:
a fres = R / 2π
b fres = 1/2π√LC
c fres = LC / 2π
d fres = 1/2π√1/LC
-
026
De resonantiefrequentie fres van een kring, welke is opgebouwd uit een spoel met een zelfinductie L en een condensator met een capaciteit C, wordt bepaald door de formule:
a fres = 1/2π√L:C
b fres = 2π√LC
c fres = 1/2π√LC
d fres = 2π/√LC
-
027
Een seriekring van hoge kwaliteit heeft een resonatiefrequentie van 100 Mhz.
Bij 90 Mhz gedraagt deze kring zich als een :
a condensator
b doorverbinding
c weerstand
d spoel
-
028
In de schakeling is een resonantiekring opgenomen.
Alle componenten zijn ideaal verondersteld.
De impedantie bij resonantie is:
a nul
b R
c oneindig hoog
d L/R
-
029
De weerstand dissipeert het grootste vermogen bij een frequentie van:
a 500 / π Hz
b 1000 / π Hz
c 1000.π Hz
d 2000.π Hz
-
030
In geval van resonantie geldt:
a Ir = Ic
b IL = Ir
c It = Ir
d It = Ic+IL
-
031
De resonantiefrequentie is:
a 1.59 Khz
b 3.18 Khz
c 31.4 Khz
d 62.8 Khz
-
032
De impedantie Z bij resonantie:
a 75 ohm
b 100 ohm
c 300 ohm
d 400 ohm
-
033
De stroom door de weerstand is:
a 2 A
b 4 A
c 8 A
d 12 A
-
034
Bij een frequentie, hoger dan de resonantiefrequentie, is de impedantie van deze seriekring:
a inductief
b capacitief
c ohms
d maximaal
-
035
Een parallelkring heeft een resonantiefrequentie van 100 MHz.
Voor een signaal van 90 MHz gedraagt deze kring zich als een:
a spoel
b weerstand
c condensator
d doorverbinding
-
┘
036
De resonantiefrequentie van de schakeling wordt beinvloed door
a capaciteit C
b weerstand R2
c weerstand R1
d weerstanden 1 en 2
-