012
In de algemene bepalingen van de Telecommunicatiewet komt de volgende definitie voor:
"( - X -): eigenschap van apparaten, om op bevredigende wijze in hun elektromagnetische omgeving te kunnen functioneren zonder zelf elektromagnetlsche storingen te veroorzaken die ontoelaatbaar zijn voor alles wat zich in die omgeving bevindt."
In plaats van ( - X -) staat:

a  
elektromagnetische comptabiliteit
b   elektromagnetische stoorongevoeligheid
c   elektromagnetische toegankelijkheid