002

Het uitgezonden signaal van een morsetelegrafiezender wordt op een oscilloscoop zichtbaar gemaakt.
Het signaal met de minste sleutelklik is weergegeven door:

a   signaal 1
b  
signaal 2
c   signaal 4
d   signaal 3
signaal 1 = breed
signaal 2 = smal
signaal 4 = ??
signaal 3 = ??
018                                              
BB CW = f-tone
Extra info:

De vraag is:
welk signaal geeft minste sleutelklikken (heeft de kleinste bandbreedte)

De meeste harmonischen ontstaan bij signaal 1 (grotere bandbreedte),
daarna bij signaal 4 terwijl signaal 3 een scherpe overgang op de nul-lijn heeft.

Sleutelklikken hebben veel en sterke harmonischen, die een hoog geluid produceren en ook een grotere bandbreedte bezitten.

Signaal 2 heeft de meest geleidelijke en vloeiende overgangen, daardoor zitten er minder harmonischen in, zal het een kleinere bandbreedte hebben en zal het dus minder sleutelklikken geven.