jj_02_02_004_v
003
Een Condensator wordt gevormd door twee geleiders met daartussen een dielectricum.
De capaciteit wordt groter naarmate de:
a afstand tussen de geleiders vergroot wordt.
b dielectrische constante verlaagd wordt.
c afstand tussen de geleiders verkleind wordt.
d oppervlakte van de geleiders verkleind wordt.
-
004
De diëlectrische constante van Iucht is ongeveer;
a.2
b.0
c.4
d.1
-
005
Tussen de platen van een luchtcondensator wordt een passende plaat geschoven met een dielectrische constante van 5.
De waarde van de capaciteit zal nu:
a gelijk blijven
b 25 maal zo groot worden
c 5 maal zo groot worden
d 5 maal zo klein worden
-
006
Een condensator wordt gevormd door twee geleiders met daartussen een dielektricum.
De capaciteit zal kleinder worden als:
a de oppervlakte van de geleiders vergroot wordt
b de afstand tussen de geleiders vergroot wordt
c de dielectrische constante verhoogt wordt
d de afstand tussen de geleiders verkleind wordt
-
007
Van een luchtcondensator is de plaatafstand 2 mm.
De elektrische veldsterkte tussen de platen is 300 V/m.
De spanning tussen de platen is:
A. 150 V
B. 60 V
C. 1,5 V
D. 0,6 V
-
008
Een condensator is aangesloten op een wisselspanning.
Wat is juist?
A. bij het verhogen van de spanning vermindert de stroom
B. bij het verhogen van de frequentie neemt de stroom toe
C. bij het verhogen van de frequentie vermindert de stroom
D. in de condensator loopt geen stroom
-
009
Van een luchtcondensator is de plaatafstand 2 mm.
De spanning tussen de platen is 6 volt.
De elektrische veldsterkte tussen de platen is:
A. 3000 V/m
B. 300 V/m
C. 120 V/m
D. 30 V/m
-
010
De hoogfrequent-verliezen van een condensator zijn het grootst indien als diélectricum wordt toegepast:
a keramiek
b papier
c polystyreen
d lucht
-
011
Een condensator met een capaciteit van 1000 pF bij een temperatuur van l0°C wordt verwarmd tot 20°C.
De condensator heeft een positieve temperatuurcoëfficiënt van 10.10-6/°C.
De capaciteit van deze condensator bij 20°C is:
a 1010 pF
b 1001 pF
c 1000,1 pF
d 1000,01 pF
-
┘
012
Gegeven:
Condensator
Gevraagd:
Waar hangt capaciteit vanaf
-
013
Een coulomb is de aan een condensator van 1000 mF toegevoerde lading indien de condensator:
a 1 seconde aangesloten geweest is op een spanning van 1 volt
b 1 seconde met een stroomsterkte van 1 ampere is geladen
c bij een spanning van 1 volt met 1 ampere wordt geladen
d met een constante stroom van 1 ampere wordt geladen
-
014
De hoogfrequent-verliezen van een condensator zijn hetkleinst indien als diélectricum wordt toegepast:
a keramiek
b papier
c polystyreen
d lucht
-
001
Een luchtcondensator bestaat uit 2 koperplaten.De oppervlakte van deze platen wordt 2 keer zo groot gemaakt.
De capaciteit zal:
a verdubbelen
b gelijk blijven
c 4x zo groot worden
d halveren
-
002
In een ideale condensator , aangesloten op een wisselspanningsbron, is het faseverschil tussen stroom en spanning:
a afhankelijk van de spanning
b afhankelijk van de frequentie
c afhankelijk van de stroom
d altijd 90 graden
-