001
De onbelaste uitgangsspanningen U1 en U2 zijn ongeveer:
a 20 V en 20 V
b 20 V en 40 V
c 28 V en 28 V
d 40 V en 40 V
-
002
De wisselspanning tussen X en Y is 10V eff.
De spanning (onbelast) tussen de punten P en Q is ongeveer:
a 0 V
b 14 V
c 20 V
d 28V
-
003
De schakelende voeding wordt belast met RL.
T1 werkt aan een schakelaar: open of dicht.
De spanning Uc heeft de getekende golfvorm.
Uc is ongeveer:
a 24 V
b 12 V
c 8 V
d 6 V
-
004
De hoogfrequent-versterkertrap (schema X) is ingesteld in klasse C.
De ingangsspanning Ui verloopt volgens schema Y.
De collectorstroom Ic verloopt zoals in:
a tekening 4
b tekening 1
c tekening 2
d tekening 3
-
005
De voedingsspanningen worden afgevlakt door de condensatoren:
a. C26enC27
b. C22enC24
c. C14 en C17
d. C21 enC29
-
006
In de schakelingen zijn identieke componenten gebruikt.
I1 en I2 zijn de piekstromen door de diode.
Welke van de volgende beweringen is juist ?
a I1 is kleiner dan I2 ; U1 is groter dan U2
b I1 is groter dan I2 ; U1 is groter dan U2
c I1 is kleiner dan I2 ; U1 is kleiner dan U2
d I1 is groter dan I2 ; U1 is kleiner dan U2
-
007
Een ideale voltmeter, geijkt voor gelijkspanning, wordt via een gelijkrichter aangesloten op een sinusvormige wisselspanning met een effectieve waarde van 10 Volt.
De meter zal dan ongeveer aanwijzen:
a 7.1 V
b 10.0 V
c 14.1 V
d 9 V
-
008
Om een gastabiliseerde spanning op punt P te verkrijgen moet punt 1 worden doorverbonden met:
a punt 4
b punt 5
c punt 3
d punt 2
-
009
Als voedingsgelijkrichter kan worden toegepast:
a gelijkrichter 1
b gelijkrichter 3
c gelijkrichter 2
d gelijkrichter 4
-
010
De gelijkrichting van de voedingsspanning wordt verzorgd door:
a alleen D3
b D3 en D4
c alleen D5
d alleen D4
-
011
Deze schakeling kan worden gebruikt als:
a frequentievergelijker
b spanningsstabilisator
c stroomstabilisator
d spanningsverdubbelaar
-
012
Welke van de schakelingen kan worden toegepast om een negatieve en een positieve gelijkspanning te krijgen?
a alleen schakeling X
b alleen schakeling Y
c zowel schakeling X als schakeling Y
d geen van beide schakelingen
-
013
Dit is het schema van een:
A. LF-eindversterker
B. zendereindtrap
C. gestabiliseerde voeding
D. balans modulator
-
014
De diodekeuze in een gelijkrichtschakeling is afhankelijk van:
A. alleen de maximale sperspanning
B. zowel de maximale sperspanning als de maximale stroom
C. alleen de maximale stroom
D. geen van de hierboven gegeven grootheden
-
015
De spoelen zijn niet inductief gekoppeld.
Een waarde van 200 µH wordt bereikt met:
A. geen der schakelingen
B. schakeling 1
C. schakeling 2
D. beide schakelingen
-
016
Van de gelijke zener-diodes is de karakteristiek gegeven.
Hoe groot is U?
a 8.8 V
b 12.8 V
c 10.8 V
d 7.4 V
-
017
De onbelaste uitgangsspanningen U1 en U2 zijn ongeveer:
a U1 =100 V en U2 = 140 V
b U1 = 100 Ven U2 = 100 V
c U1 = 140 Ven U2 = 280 V
d U1 = 140 Ven U2 = 140 V
-
018
De onbelaste spanning tussen de punten P en Q is ongeveer:
a 0 V
b 8 V
c 26 V
d 17 V
-
019
De condensator in de schakeling moet minstens geschikt zijn voor een spanning van:
a 50 V
b 150 V
c 100 V
d 75 V
-
020
Een zener-diode wordt meestal toegepast om een:
a wisselspanning gelijk te richten
b voedingsspanning te verhogen
c signaal te versterken
d constante spanning te maken
-
021
De uitgangsspanning van een belaste enkelzijdige gelijkrichter met kleine afvlakcondensator verloopt als is aangegeven in:
a 4
b 3
c 1
d 2
-
022
Een schakelende voeding heeft ten opzichte van een voeding met een vermogenstransistor als serie-regelaar het voordeel dat:
a de kans op radio storing kleiner is
b een eenvoudiger regelschakeling kan worden toegepast
c onbelast geen energie wordt gebruikt
d het rendement hoger is
-
023
Voor een constante uitgangsspanning dient de ingangsspanning:
a hoger te zijn dan de zenerspanning
b een wisselspanning te zijn
c lager te zijn dan de zenerspanning
d gelijk te zijn aan de zenerspanning
-
024
Aan de ingang van een enkelfasige gelijkrichter is een pulsvormige spanning aangesloten.
De uitgangsspanning U (onbelast) is:
a 10 V
b 10√2 V
c 5 V
d 20 V
-
025
De schakeling is onbelast.
De spanning tussen P en Q wordt weergeven door
a
b
c
d
-
026
Welke van de volgende schakeling kan het best als gelijkrichter worden toegepast:
a 1
b 2
c 3
d 4
-
027
De uitgangsspanning van een belaste enkelfasige gelijkrichter met kleine afvlak condensatoren verloopt als aangegeven in:
a
b
c
d
-
028
In de schakelingen zijn identieke componenten gebruikt.
I1 en I2 zijn de piekstromen door de diode.
Welke van de volgende beweringen is juist?
a I1 is groter dan I2 U1 is groter dan U2
b I1 is groter dan I2 U1 is kleiner dan U2
c I1 is kleiner dan I2 U1 is groter dan U2
d I1 is kleiner dan I2 U1 is kleiner dan U2
-
029
Aan de ingang van een enkelfasige gelijkrichter is een pulsvormige spanning aangesloten.
De uitgangsspanning Vu (onbelast) is:
a 10 volt
b 15 volt
c 20/Ѵ2 volt
d 30 volt
-
030
Welke schakeling kan gebruikt worden als dubbelfasige gelijkrichter
a
b
c
d
-
031
In de schakeling geven de stippen het begin van de wikkelingen aan.
De windingen zijn in gelijke richting gewikkeld.
De spanning tussen X en Y is:
a 0 V
b 20 V
c 40 V
d 80 V
-
032
Welke van de schakelingen kan worden toegepast om een negatieve en een positieve gelijkspanning te krijgen?
a zowel schakeling X als schakeling Y
b alleen schakeling X
c alleen schakeling Y
d geen van beide schakelingen
-
033
De ingangsspanning Uin is amplitude gemoduleerd.
De uitgangsspanning Uuit is weergegeven door:
a
b
c
d
-
┘
Voeding
034
In het afvlakfilter van een netspanning gevoede ontvanger dienen de afvlakcondensatoren een waarde te hebben van ongeveer
a 1000 nanofarad
b 1000 picofarad
c 1000 microfarad
d 1000 farad
-
035
Aan de ingang wordt een pulsvormige spanning aangesloten.
De (onbelaste) uitgangsspanning is
a 40/πV
b 20V
c 40V
d 10V
-
036
De diode keuze van een gelijkrichtschakeling is afhankelijk van
a alleen de maximale sperspanning
b zowel de maximale sperspanning als de maximale stroom
c alleen de maximale stroom
d geen van de hirboven gegeven grootheden
-