001
Om wisselspanning om te zetten naar gelijkspanning , gebruiken we een :
a filter
b transformator
c diode
-
002
Een kenmerkende eigenschap van een zenerdiode is:
a sterk toenemende stroom boven een bekende spanning in de sperrichting
b hoge weerstand in doorlaatrichting
c sterke lichtgevoeligheid in de sperrichting
-
003
Deze karakteristiek heeft betrekking op een
a spanningsbron
b zenerdiode
c weerstand
d FET
-
004
De maximale doorlaatstroom in een halfgeleiderdiode wordt begrensd door de :
a kristaltemperatuur.
b maximale sperspanning.
c omgekeerder EMK.
d doorlaatspanning.
-
H02_05 H02_05 Diodes
005
Variabele condensatoren worden gevormd door twee geleiders met daartussen een dielectricum.
Ze worden veelal toegepast voor:
a het regelen van de dielectrische constante
b het regelen van de zelfinductie
c het laten naijlen van de stroom op de spanning
d afstemming en afregeling
-
006
Een veel voorkomende spanning en stroom van een LED zijn:
a 5 V en 30 mA
b 1.7 V en 20 mA
c 60 V en 20 mA
d 0.7 V en 60 mA
-
007
Een LED (light emitting diode) dient op een spanning van 12 volt te worden aangesloten:
a schema 4
b schema 3
c schema 2
d schema 1
-
008
De spanning over de diode is:
a 0.6 V
b 0.8 V
c 2 V
d 1.8 V
-
009
De lekstroom van een diode:
a neemt af bij temperatuurverhoging
b neemt toe bij temperatuurverhoging
c is alleen afhankelijk van de spanning
d is niet afhankelijk van de temperatuur
-
010
De sperspanning van een normale siliciumdiode is:
a tussen de 2V en 10V
b kleiner dan 0.4V
c groter dan 10V
d tussen de 0.4V en 2V
-
011
Om licht te geven dient een LED te werken:
a in de sperrichting
b in de doorlaatrichting
c met een spanning van ca. 0.7 V
d met inductieve voorspanning
-
012
Welke LED licht duidelijk op?
a LED 3
b LED 4
c LED 2
d LED 1
-
013
De spanning over Rb moet worden gestabiliseerd op 5 volt.
Rs moet zijn:
a 10 Ω
b 50 Ω
c 24 Ω
d 20 Ω
-
014
Van de gelijke zenerdiodes is de karakteristiek gegeven.
Hoe groot is U?
a 12.8 V
b 10.8 V
c 7.4 V
d 8.8 V
-
015
In welk van de volgende gevallen is de diode gesperd?
a A
b B
c C
d D
-
016
De dioden zijn gelijk.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en Iuit die de schakeling kan leveren:
aUuit = 20 V Iuit = 2 A
bUuit = 10 V Iuit = 1 A
cUuit = 20 V Iuit = 1 A
dUuit = 10 V Iuit = 2 A
-
017
De dioden hebben gelijke doorlaatkarakteristieken maar de belastbaarheid is verschillend.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en grootste Iuit die de schakeling kan leveren:
a. Uuit = 20 V en Iuit = 2 A
b. Uuit = 10 V en Iuit = 3 A
c. Uuit = 10 V en Iuit = 2 A
d. Uuit = 20 V en Iuit = 3 A
-
018
Als door variatie van de voedingsspanning de stroom door de zenerdiode variëert van
-20 mA tot -60 mA, variëert de spanning over Rb:
a 0 V
b 0,3 V
c 0,4 V
d 0,2V
-
019
De zenerdiode in de schakeling heeft de onderstaande karakteristiek.
De spanning U over de zenerdiode is weergegeven in:
a grafiek 4
b grafiek 3
c grafiek 2
d grafiek 1
-
020
De dioden zijn gelijk.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en grootste Iuit die de schakeling kan leveren:
a Uuit = 400 V Iuit = 4 A
b Uuit = 200 V Iuit = 4 A
c Uuit = 200 V Iuit = 2 A
d Uuit = 400 V Iuit = 2 A
-
021
In welke schakeling geleid de diode?
a A
b B
c C
d D
-
022
De maximale doorlaatstroom in een halfgeleider diode wordt begrensd door de:
a omgekeerde EMK
b doorlaatspanning
c kristaltemperatuur
d maximale sperspanning
-
023
Deze karakteristiek heeft betrekking op een:
a weerstand
b diode
c NPN-transistor
d resonantiekring
-
024
De spanning over de diode is:
a 0.6 V
b 0.8 V
c 1.2 V
d 2 V
-
025
Voor de transistor geldt:
Ube = -0.5 V
De zenerspanning is 2 volt.
De spanning U is:
a -1,5 V
b -2,5 V
c -6V
d 0V
-
026
In de schakeling zal:
a lamp 1 en 2 branden
b alleen lamp 1 branden
c alleen lamp 2 branden
d geen lamp branden
-
027
De dioden hebben dezelfde doorlaatkarakteristiek maar de belastbaarheid is verschillend.
De schakeling is toepasbaar voor maximaal:
a 300 V 1 A
b 300 V 2 A
c 150 V 1 A
d 150 V 2 A
-
028
De dioden hebben gelijke doorlaatkarakteristieken maar de belastbaarheid is verschillend.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en grootste Iuit die de schakeling kan leveren:
a 350 V 1 A
b 200 V 2 A
c 200 V 1 A
d 100 V 1 A
-
029
De dioden hebben dezelfde doorlaatkarakteristiek maar de belastbaarheid is verschillend.
Kies uit de alternatieven de combinatie van hoogste Uuit en Iuit die de schakeling kan leveren:
a 200 V 1 A
b 200 V 2 A
c 100 V 1 A
d 100V 2 A
-
┘