H 07 Propagatie en frequentiespectrum 001-100
┘
H 07 Propagatie en frequentiespectrum 101-200
001
Elektomagnetische golven met een frequentie van ongeveer 1.8 MHz
a geven bij afstanden van meer dan 500 km in het algemeen snachts een betere ontvangst dan overdag
b worden gereflecteerd als gevolg van de temperatuurinversie
c zijn uitermate geschikt om afstanden van meer dan 10000 km te overbruggen
-
002
Verbindingen in de 14 MHz band over grote afstand worden gemaakt via
a de troposfeer
b de ionosfeerlagen
c Aurora-reflectie
d grondgolf
-
003
Lange afstand HF-signalen zijn veelal onderhevig aan fading
a veranderend zendvermogen
b veranderende trajecten van het signaal tussen zender en ontvanger
c veranderende demping van de atmosfeer
-
004
De eigenschappen in de troposfeer bepalen in belangrijke mate de voortplanting van radiogolven in de
a HF-band
b VHF-band
c VHF- en HF-band
d LF-band
005
Bij gebruik van frequenties in het VHF-gebied kunnen grote afstanden beter overbrugd worden door
a reflecties tegen de geioniseerde F-lagen
b temperatuurinversies
c een goed geleidend aardoppervlak
-
006
De bruikbaarheid van de 28 Mhz band voor intercontinentaal radioverkeer is het grootst
a overdag, gedurende een periode van een minimum aantal zonnevlekkekken
b gedurende een magnetische storm
c snachts, gedurende een periode van een minimum aantal zonnevlekken
d overdag, gedurende een periode van een maximum aantal zonnevlekken
-
007
Voor verbindingen uit Nederland met amateurstations op een ander continent kan het best gebruik worden gemaakt van
a een frequentie hoger dan 10 Mhz met propagatie via de grondgolf
b een frequentie hoger dan 10 Mhz met propagatie via de ruimtegolf
c een frequentie hoger dan 5 Mhz met propagatie via de grondgolf
d een frequentie lager dan 5 Mhz met propagatie via de ruimtegolf
-
008
Onder de dode zone wordt verstaan het gebied rondom een zender dat
a zowel door de grondgolf als door de ruimtegolf wordt bestreken
b noch door de grondgolf noch door de ruimtegolf wordt bestreken
c wel door de grondgolf maar niet door de ruimtegolf wordt bestreken
d wel door de ruimtegolf maar niet door de grondgolf wordt bestreken
-
009
De beste mode om verbinding te maken via aurora-propagatie is
a cw
b ezb
c am
d fm
-
010
Onder de MUF [maximale bruikbare frequentie] voor een bepaalde verbinding wordt verstaan
a de frequentie waarop altijd kan worden gewerkt
b de hoogste frequentie waarvoor de apparatuur geschikt is
c de hoogste frequentie die kan worden toegepast
d de frequentie waar bij de fading maximaal is
-
011
De dode zone is het gebied tussen
a de antenne en de dichtbijzijnde plaats waar de de gereflecteerde golf aanwezig is
b de antenne en de reflecterende ionisfeerlaag
c het eind van het grondgolfbereik en de dichtbijzijnde plaats waar de gereflecteerde golf aanwezig is
d twee gereflecteerde golven
-
013
Een 100 Watt zender werkt in de 10 meterband met een verticale antenne
Het bereik van de grondgolf is ongeveer
a 2000 km
b 20 km
c 2 km
d 200 km
-
012
De "skip distance" is de afstand vanaf de zender
a die maximaal kan worden overbrugd
b tot waar altijd verbinding mogelijk is
c waar de ruimtegolf voor het eerst weer het aardoppervlak bereikt
d waar de grondgolf is uitgedoofd
-
014
Na inval van de schemering zijn signalen van ver verwijderde zenders op de 80meterband sterker omdat
a de Flaag is gstegen
b de Dlaag dikker is geworden
c de Dlaag is verdwenen
-
015
Regelmatige veranderingen in de ionisfeer ten gevolge van zonnevlekactiviteiten treden op in een cyclus van
a 11 dagen
b 11 maanden
c 11 jaren
-
016
De afstand, waarover in de 2meterband een verbinding gemaakt kan worden, wordt soms sterk vergroot door
a veel stof in de lucht
b buiging in de luchtlagen van verschillende temperatuur
c een relatief hoog aantal zonuren per dag
-
017
Soms blijkt dat er op de 27Mhz band [11 meter] betere verbindingen mogelijk zijn dan op de 28Mhz band [10 meter]
Dat komt omdat:
a er op 10 meter minder met een vaste kanaalindeling gewerkt wordt
b de MUF net niet hoog genoeg is voor de 10 meter band
c er op 10 meter vaak mer CW wordt gewerkt
d er op 10 meter meer zonnevlekken zijn
-
018
Onder de dode zone wordt verstaan het gebied rondom een zender dat
a wel door de ruimtegolf maar niet door de grondgolf wordt bestreken
b noch door de grondgolf noch door de ruimtegolf wordt bestreken
c zowel door de grondgolf als door de ruimtegolf wordt bestreken
d wel door de grondgolf maar niet door de ruimtegolf wordt bestreken
-
019
In een periode met een groot aantal zonnevlekken:
a wordt de 28Mhz band bruikbaarder voor grote afstanden
b wordt de kans op temperatuurinversie groter
c neemt de skip-distance toe
d splitst de E-laag zich vaker op in de F1- en F2-laag
-
020
Stelling 1
de MUF is afhankelijk van het zendvermogen
Stelling 2
de MUF is onafhankelijk van het aantal zonnevlekken
Juist is
a stelling 1
b geen van beide stellingen
c stelling 1 en 2
d stelling 2
-
021
De 40- meter amateurband grenst aan een omroepband
Als er s avonds een aantal omroepzenders door elkaar hoorbaar wordt op een in de amateurband afgestemde ontvanger is dit waarschijnlijk te wijten aan
a harmonischen
b intermodulatie
c overmodulatie
d bijzondere propagatiecondities
-
022
Van Amsterdam naar Stockholm wordt een radioverbinding gemaakt op 145 Mhz
Dit is mogelijk omdat
a de antennes op 100 meter hoogte zijn opgesteld
b sporadische E-laag reflectie optreedt
c het zogenaamde Dellinger-effect optreedt
d de kritische frequentie voor de ionosfeerreflectie bij 20 Mhz ligt
-
023
Na inval van de schemering zijn signalen ven ver verwijderde zenders op de 80-meter band sterker omdat
a de D laag is verdwenen
b de D laag dikker is geworden
c de F laag is gedaald
d de F laag is gestegen
-
024
Radioverbindingen in de 2-meter band tussen stations op aarde vinden in het algemeen plaats via de
a biosfeer
b ionosfeer
c troposfeer
d stratosfeer
-
025
Van skip-distance kan slechts sprake zijn als de
a zendfrequentie zo laag is dat geen ruimtegolf ontstaat
b zendfrequentie hoger is als de kritische frequentie
c antenne verticaal is gepolariseerd
d zendfrequentie lager is dan de kritische frequentie
-
026
Fading in HF-banden [3-30Mhz] kan worden veroorzaakt door
a het toepassen ven een te klein zendvermogen
b twee in lengte verschillende propagatiewegen
c verontreiniging van de atmosfeer
d regengebieden tussen zender en ontvanger
-
028
Een radioverbinding over lange afstand op 145 Mhz is mogelijk door
a de ultra-violette zonnestraling
b temperatuurinversie
c magnetische stormen
d de afwezigheid van zonnevlekken
-
027
Bij temperatuurinversie kunnen radiogolven in de 145 Mhz frequentieband aanzienlijk grotere afstanden overbruggen dan normaal
Dit komt door
a de warme luchtlaag de golven minder absorbeert dan de koude luchtlaag
b de polarisatie van de golven wordt gedraaid op het grensvlak van warme en koude lucht
c er buiging van de golven in een hogedruk gebied plaatsvindt
d de zich vormende waterdruppels werken als reflectors
-
029
Bij een radiogolf is de kritische frequentie
a de hoogste frequentie waarbij, bij verticale opstraling, nog reflectie door de ionosfeer optreedt
b een ander uitdrukking voor MUF , Maximum Usable Frequency
c de hoogste frequentie die voor gronfgolfpropagatie nog bruikbaar is
d de laagste frequentie waarbij, bij verticale opstraling, nog reflectie door de ionosfeer optreedt
-
030
Radioverbindingen in de 2-meterband tussen stations op aarde vinden in het algemeen plaats via de
a biosfeer
b stratosfeer
c troposfeer
d ionosfeer
-
031
Als er rondom een kortegolf-zendantenne een dode zone aanwezig is, dan is de zendfrequentie
a gelijk aan de kritische frequentie
b lager dan de kritische frequentie
c hoger dan de kritische frequentie
d lager dan laagst bruikbare frequentie
-
032
De dode zone is het gebied tussen
a twee reflecterende golfen
b de antenne en de dichtsbijzijnde plaats waar de gereflecteerde golf aanwezig is
c het eind van het grondgolfbereik en de dichtsbijzijnde plaats waar de gereflecteerde golf aanwezig is
d de antenne en de reflecterende ionisfeerlaag
-
033
De =skip distance= is nul wanneer de zendfrequentie
a zo laag is dat er geen ruimtegolf ontstaat
b zo hoog is dat er geen grondgolf ontstaat
c lager is dan de kritische frequentie
d hoger is dan de kritische frequentie
-
034
Om een radioverbinding van Nederland naar Australie via de ionosfeer te maken, kan de golflengte zijn
a 2 m
b 20 m
c 20 cm
d 2cm
-
035
En HF-signaal met een doorlaatbreedte van 300Hz ontvangt een CW-signaal [A1A]
de signaal-ruisverhouding aan de uitgang bedraagt 20 dB
Als de doorlaatbandbreedte wordt ovegeschakeld naar naar 3000Hz, wordt bij de gelijkblijvende versterking de signaal-ruisverhouding
a ongewijzigd
b groter
c kleinder
d is niet te bepalen
-
036
In het UHF gebied kunnen soms grote afstanden overbrugt worden ten gevolge van
a grote zonnenvlekken-activiteit
b temperatuurinversies
c reflecties tegen geioniseerde F-lagen
d reflecties tegen de geioniseerde D-laag
-
037
De reikwijdte van de grondgolf van een zender is groter naarmate
a de D-laag verdwijnt
b de absorptie in de aardbodem groter is
c de geleidbaarheid van het aardoppervlak beter is
d de frequentie hoger is
-
038
De demping bij vrije-ruimtepropagatie tussen twee rondstralende antennes wordt gemeten.
Als de onderlinge afstand wordt verdubbeld dan zal de demping:
a toenemen met 2 dB
b toenemen met 3 dB
c gelijk blijven
d toenemen met 6 dB
-
039
De reflectie van elektromagnetische golven door de ionisfeer is het minst afhankelijk van:
a de tijd van de dag
b de frequentie
c de polarisatie
d het jaarseizoen
-
040
De golflengte van een signaal, dat gereflecteerd wordt door de F-laag, kan zijn:
a 1 m
b 1 cm
c 10 cm
d 10 m
-
041
Voor verbindingen uit Nederland met amateurstations op een ander continent kan het best gebruik worden gemaakt van
a een frequentie hoger dan 5 Mhz met propagatie via de grondgolf
b een frequentie hoger dan 10 Mhz met propagatie via de ruimtegolf
c een frequentie hoger dan 10 Mhz met propagatie via de grondgolf
d een frequentie lager dan 5 Mhz met propagatie via de ruimtegolf
-
042
De demping tussen twee vertiicale antennes wordt gemeten op een bepaalde frequentie.
De antennes zijn opgesteld in de vrije ruimte.
Als de frequentie wordt verdubbeld, met de juiste antennes, dan zal de demping
a 3 dB afnemen
b 3 dB toenemen
c 6 dB toenemen
d gelijk blijven
-
043
Aurora-reflectie treedt voornamenlijk op bij frequenties:
a van 100 Khz tot 30 Mhz
b boven de 1 Ghz
c van 30 Mhz tot 1 Ghz
d lager dan 100 Khz
-
044
Bij een verbinding overdag op 80 meter binnen Nederland treedt fading op.
Dit kan worden veroorzaakt door:
a een niet constante polarisatiedraaing in de ionosfeer
b een skip-diatance groter dan 400 km
c sterke absorptie door de D-laag
d een laag opgestelde antenne
-
045
De afstand die met een amateur UHF-verbinding met paraboolantennes onder goede omstandigheden rechtstreeks kan worden overbrugd, bedraagt:
a. 1km
b. 25km
c. meer dan 50 km
d. 2,5 km
-
046
De reflectie van elektromagnetische golven door de ionosfeer is het minst afhankelijk van:
a. de tijd van de dag
b. de frequentie
c. het jaarseizoen
d. de polarisatie
-
047
Aurora-reflectie treedt op als indirect gevolg van:
a. hoge luchtdruk
b. een zonne-uitbarsting
c. een temperatuurinversie
d. onweersactiviteit
-
048
Radiofrequenties hoger dan de kritische frequentie worden bij verticale opstraling door de ionisfeerlagen:
a teruggebogen
b gereflecteerd
c doorgelaten
d geabsorbeerd
-
049
De skipdistance is de afstand tussen:
a het eind van het grondgolfbereik en de dichtsbijzijnde plaats waar de gereflecteerde golf aanwezig is
b de antenne en de gereflecteerde ionisfeerlaag
c de antenne en de dichtsbijzijnde plaats waar de gereflecteerde golf aanwezig is
d twee gereflecteerde golven
-
050
Verticaal opgestraalde signalen met een frequentie hoger dan de kritische frequentie worden door de ionosfeer:
a. teruggekaatst
b. geabsorbeerd
c. van frequentie veranderd
d. doorgelaten
-
051
De mogelijkheden voor het maken van radioverbindingen via de ionosfeer zijn mede afhankelijk van het aantal zonnevlekken.
Deze afhankelijkheid is het sterkst voor de:
a. 80-meterband
b. 40-meterband
c. 10-meterband
d. 20-meterband
-
052
U ontvangt de uitzending van een amateurstation dat in Azië gevestigd is.
Er zijn geen bijzondere condities.
Het signaal van dat station wordt door u ontvangen dankzij propagatie via:
a. de grondgolf
b. de skip-distance
c. de ruimtegolf
d. het Keppler-effect
-
053
Verbindingen in de 14 Mhz band over grote afstand worden gemaakt via:
a Aurora-reflectie
b de ionosfeerlagen
c de troposfeer
d de grondgolf
-
054
Onder "skip distance" wordt verstaan:
a. de afstand van de zender tot het punt waar gelijktijdig het signaal wordt ontvangen
via de grondgolf en via de ruimtegolf
b. de afstand van de zender tot de rand van het gebied dat bestreken wordt door de
grondgolf
c. de maximale breedte van de dode zone
d. de afstand van de zender tot het dichtstbijzijnde punt waar de zender via reflectie
van de ruimtegolf ontvangen kan worden
-
055
Vanuit een aardsatelliet op 1000 km hoogte wordt een UHF-uitzending gedaan.
Deze uitzending is op aarde steeds te ontvangen in een gebied met een straal van ongeveer:
a. 4.000 km
b. 20.000 km
c. 500 km
d. 100 km
-
056
Twee amateurs hebben onderling verbinding in de 70 cm band, terwijl zij op een afstand van enkele kilometers van elkaar door een nat bos lopen.
Dit bos heeft vooral invloed op:
a. het ruisniveau aan de ontvangeringang
b. de SWR van de antennes
c. de trajectverliezen
d. de opstraalhoek
-
057
Bij verdubbeling van de antennehoogte zal in het vrije veld de VHF-radiohorizon:
a. minder dan een factor 2 verder komen te liggen
b. geen verandering ondergaan
c. meer dan een factor 10 verder komen te liggen
d. ongeveer een factor 4 verder komen te liggen
-
058
Aurora gereflecteerde signalen hebben de volgende eigenschap:
a. zij hebben een ruisachtige sterkte variatie
b. zij komen uitsluitend 's-nachts voor
c. zij zijn alleen in zuidelijke richting waarneembaar
d. zij zijn zeer stabiel in sterkte
-
059
De reikwijdte van de grondgolf van een zender is groter naarmate:
a de D-laag verdwijnt
b de geleidbaarheid van het aardoppervlak beter is
c de frequentie hoger is
d de absorptie in de aardbodem groter is
-
060
Vanuit een ballon op 3000 meter hoogte boven het aardoppervlak ligt voor VHF-communicatie de radiohorizon op ongeveer:
a 200 Km
b 10 Km
c 50 Km
d 1000 Km
-
061
In welk geval speelt de ruimtegolf een belangrijke rol?
a verbindingen over 10 Km in de 160 m band
b verbindingen over 1 Km in de 10 m band
c verbindingen over 500 Km in de 80 m band
d verbindingen over 20 Km in de 20 m band
-
062
De Maximum Usable Frequency (MUF) voor een radioverbinding tussen Nederland en Afrika is op enig moment 24 MHz.
Voor een succesvolle verbinding kan men dan het beste gebruik maken van de:
a 20-meter band
b 40-meter band
c 10-meter band
d 15-meter band
-
063
De reflectie van elektromagnetische golven door de ionisfeer is het minst afhankelijk van:
a de polarisatie
b het jaarseizoen
c de tijd van de dag
d de frequentie
-
064
De Maximum Usable Frequency (MUF) voor een radioverbinding tussen Nederland en Afrika is op enig moment 24 MHz.
Voor een succesvolle verbinding kan men dan het beste gebruik maken van de:
a 20-meter band
b 40-meter band
c 10-meter band
d 15-meter band
-
065
Welke verbinding tussen twee vaste stations komt tot stand via de ionosfeer?
a ’s nachts op 2 m over een afstand van 50 km
b overdag op 40 m over een afstand van 200 km
c overdag op 160 m over een afstand van 20 km
d ’s nachts op 10 m over een afstand van 30 km
-
066
Een halvegolf-enkele-dipool wordt op dezelfde plaats vervangen door een halvegolf-gevouwen-dipool.
In beide gevallen is het door de antenne uitgestraalde vermogen 100 Watt op 14.1 MHz.
Het op 1000 Km afstand ontvangen signaal:
a wordt zwakker
b wordt onneembaar
c verandert niet
d wordt sterker
-
067
Voor verbindingen over zeer grote afstand moet de opstraalhoek van de antenne:
a minder dan 30 graden zijn
b tussen de 45 en 90 graden liggen
c 90 graden zijn
d tussen de 30 en 45 graden liggen
-
068
Vanuit een ballon op 3000 meter hoogte boven het aardoppervlak ligt voor VHF-communicatie de radiohorizon op ongeveer:
a 1000 km
b 50 km
c 10 km
d 200 km
-
069
Tussen de antennes van een mobiele zender en een vaste ontvanger bestaat vrij zicht.
Er treden geen reflecties op.
Als de afstand van de zender tot ontvanger wordt verdubbeld dan zal de afgegeven spanning van de ontvangantenne:
a verminderen tot de helft van zijn vorige waarde
b variëren op een onvoorspelbare wijze
c gelijk blijven zolang de zender in zicht is
d verminderen tot een kwart van zijn vorige waarde
-
070
Lange afstand communicatie op hf-banden wordt mogelijk gemaakt door het afbuigen van radiogolven in de:
a magnetosfeer
b troposfeer
c stratosfeer
d ionosfeer
-
071
Om een hf-radioverbinding over een zo groot mogelijke afstand te maken moet de opstralingshoek van de antenne:
a groot zijn
b zo gekozen worden, dat de F-laag onder een hoek van 450 wordt getroffen
c groter zijn naarmate de frequentie hoger is
d klein zijn
-
072
Bij een radiogolf is de kritische frequentie:
a de laagste frequentie waarbij, bij verticale opstraling, nog reflectie door de ionosfeer optreedt
b een andere uitdrukking voor Maximale Usuble Frequency (MUF)
c de hoogste frequentie waarbij, bij verticale opstraling, nog reflectie door de ionosfeer optreedt
d de hoogste frequentie die voor de grondgolfpropagatie nog bruikbaar is
-
073
De hoogste laag in de ionosfeer is:
a de spoardische E-laag
b de D-laag
c de F-laag
d de E-laag
-
074
De dode zone is het gebied rondom een kortegolfzender,waarin:
a geen ontvangst mogelijk is omdat de zendfrequentie te laag is
b door afscherming geen zichtverbinding meer mogelijk is
c noch de ruimtegolf, noch de grondgolf van de zender wordt ontvangen
d de zender alleen kan worden ontvangen als er Aurora reflecties optreden
-
075
Om een verbinding via de ruimtegolf optimaal (zo sterk mogelijk signaal, weinig fading) te doen functioneren dient de zendfrequentie:
a aanzienlijk hoger te zijn dan de MUF
b zodanig gekozen te worden dat reflectie tegen de D-laag plaats vindt
c iets lager te zijn dan de MUF
d aanzienlijk lager te zijn dan de kritische frequentie
-
076
Fading of sluiering van radiogolven beneden 30 MHz ontstaat doordat:
a de absorptie van de D-laag afneemt met toenemende frequentie
b de D-laag alleen overdag aanwezig is en deze de radiogolven grotendeels absorbeert
c ze langs meer dan één pad de ontvangstantenne bereiken
d er in de zender amplitudemodulatie wordt toegepast
-
077
De afstand die met een amateur UHF-verbinding met paraboolantennes onder goede omstandigheden rechtstreeks kan worden overbrugt , bedraagt:
a 2.5 Km
b 25 Km
c meer dan 50 KM
d 1 Km
-
078
Tussen de antennes van een mobiele zender en een vaste ontvanger bestaat vrij zicht.
Er treden geen reflecties op.
Als de afstand tussen de zender en de ontvanger wordt verdubbeld dan zal de afgegeven spanning van de ontvangstantenne:
a gelijk blijven zolang de zender in zicht is
b variëren op een onvoorspelbare wijze
c verminderen tot de helft van zijn vorige waarde
d verminderen tot een kwart van zijn vorige waarde
-
079
Om een afstand van meer dan 5000 km te overbruggen wilt u gebruik maken van de ruimtegolf.
U kunt dan het best gebruik maken van:
a een lange golf frequentie (b.v. 136 kHz) in combinatie met reflecties door de stratosfeer
b een UHF-frequentie (b.v. 435 MHz) in combinatie met reflecties door de biosfeer
c een korte golf frequentie (b.v. 21 MHz) in combinatie met reflecties door de ionosfeer
d soms optredende verstoringen van de propagatie door temperatuurinversies
-
080
Stelling 1:
De "MUF" is afhankelijk van jaargetijde en uur van de dag.
Stelling 2:
De "MUF" is onafhankelijk van afstand en jaargetijde.
Juist is:
a stelling 2
b geen van beide stellingen
c stelling 1 en 2
d stelling 1
-
081
Na zonsondergang worden ver verwijderende radiostations in de 3.5 Mhz band hoorbaar.
Dit wordt veroorzaakt omfat:
a de D-laag ontstaat
b de G-laaf zich splitst in de F1 en de F2 laag
c de E-laag ontstaat
d de D-laag verdwijnt
-
082.
Om een hf-radioverbinding over een zo groot mogelijke afstand te kunnen maken wordt een antenne toegepast met een:
a kleine opstralingshoek
b grote opstralingshoek
c verticale polarisatie
d horizontale polarisatie
-
083
Lange afstand communicatie op hf-banden wordt mogelijk gemaakt door het afbuigen van radiogloven in de:
a troposfeer
b megnetosfeer
c ionosfeer
d strotosfeer
-
084
Welke van de volgende maatregelen komt in aanmerking om het werkgebied van een VHF-zender te vergroten:
a het overgaan van horizontale op verticale polarisatie
b het vervangen van de gewone dipool als zendantenne door een gevouwen dipool
c het hoger opstellen van de zendantenne
d het overgaan van frequentiemodulatie op fasemodulatie
-
085
Bij het optreden van een temperatuurinversie kunnen radiogolven op VHF aanzienlijk grotere afstanden overbruggen dan normaal.
Dit komt doordat:
a de warme luchtlaag de golven minder absorbeert dan de koude luchtlaag
b de polarisatie van de golven wordt gedraaid op het grensvlak van warme- en koude lucht
c de zich vormende waterdruppels fungeren als reflector
d de buiging van de golven in de troposfeer toeneemt
-
086
Bij het optreden van een temperatuurinversie kunnen radiogolven op VHF aanzienlijk grotere afstanden overbruggen dan normaal.
Dit komt doordat:
a de warme luchtlaag de golven minder absorbeert dan de koude luchtlaag
b de polarisatie van de golven wordt gedraaid op het grensvlak van warme- en koude lucht
c de zich vormende waterdruppels fungeren als reflectors
d de buiging van de golven in de troposfeer toeneemt.
-
087
Bij het draaien aan de afstemknop van een middengolf omroepontvanger wordt op een aantal frequenties de modulatie van een naburige amateurzender hoorbaar.
De ontvanger heft een middenfrequent van 452 Khz; de zender werkt op 80 meter.
Welke bewering is juist?
a de ondedrukking van de harmonischen vn de zender is onvoldoende
b het zendersignaal wordt gemengd met harmonischen van de oscillator van de ontvanger
c ontvangst vindt plaats op de spiegelfrequenties van de ontvanger
d de voedingslijn van de zend-antenne straalt
-
088
Indien voor het traject tussen Rome en Amsterdam de MUF ( Maximum Usable Frequency ) 10 Mhz bedraagt en niettemin een op 50 Mhz werkende radiozender wordt ontvangen over dit traject, kan dit worden veroorzaakt doordat:
a de zendantenne zeer hoog is opgesteld
b het zogenaamde Dillinger effect optreedt
c de kritische frequentie voor ionosfeer reflectie boven de 20 Mhz ligt
d sporadische E-laag reflectie optreedt
-
089
Na inval van de schemering zijn signalen van ver verwijderde zenders op de midden- en lange-golf sterker doordat:
a de D-laag is verdwenen
b de D-laag dikker is geworden
c de F-laag is gestegen
d de F-laag is gedaald
-
090
De bruikbaarheid van de 28Mhz band voor intercontinentaal radioverkeer is het grootst:
a snachts gedurende een periode van een minimim aan zonnevlekken
b overdag tijdens een periode van een minimum aan zonnevlekken
c overdag tijdens een periode van een maximum aan zonnevlekken
d gedurende een magnetische storm
-
091
Een zonnevlek maximum komt gemiddeld voor, eens per:
a 15 jaar
b 11 jaar
c 9 jaar
d 6 jaar
-
092
Wat vergroot de reikwijdte van een VHF zender?
a het overgaan van horizontale naar verticale polarisatie
b het vervangen van de gewone dipool door een gevouwen dipool
c het hoger opstellen van de zendantenne
d het overgaan van amplitude modulatie op frequentie modulatie
-
093
De beschikbaarheid van de 28 Mhz band voor intercontinaal radioverkeer is het grootst:
a snachts, gedurende een periode van een minimum aantal zonnevlekken
b overdag, gedurende een periode van een minimum aantal zonnevlekken
c overdag, gedurende een periode van een maximaal aantal zonnevlekken
d gedurende een magnetische storm
-
094
Onder de kritische frequentie wordt verstaan:
a de frequentie waarbij de E-laag de reflectie overneemt van de F-laag
b de hoogste frequentie waarbij een radioverbinding over een bepaald traject mogelijk is
c de frequentie waarbij de "skip-distance" het grootst wordt
d de hoogste frequentie waarbij, onder loodrechte opstraling, de ionosfeer nog juist reflecteert
-
095
Lange afstand hf-signalen zijn veelal onderhevig aan fading.
Dit wordt in het algemeen veroorzaakt door:
a veranderende demping van de atmosfeer
b veranderend zendvermogen
b veranderende trajecten van het signaal tussen zender en ontvanger
d slingering van de zend- en ontvangantenne
-
096
Overdag is een noord-zuid radioverbinding over 10.000 km vrijwel steeds mogelijk op:
a 3,5 MHz
b 7MHz
c 14MHz
d 28MHz
-
097
Elektromagnetische golven met een frequentie van ongeveer 1,8 MHz:
a zijn uitermate geschikt om afstanden van meer dan 10.000 km te overbruggen
b geven bij afstanden van meer dan 500 km in het algemeen ’s nachts een betere ontvangst dan overdag
c worden niet gereflecteerd door lagen in de ionosfeer
d worden gereflecteerd als gevolg van temperatuurinversie
-
098
Om een radioverbinding van Nederland naar Australië via de ionosfeer te maken, kan de golflengoe van het signaal zijn:
a 2 cm
b 20 cm
c 2m
d 20m
-
099
Een zonnevlekkencyclus duurt gemiddeld:
a 2 jaar
b 5 jaar
c 11 jaar
d 17 jaar
-
100
Voor verbindingen vanuit Nederland met amateur-stations op een ander continent kan het best gebruik worden gemaakt van:
a een lage frequentie met propagatie via de grondgolf
b een lage frequentie met propagatie via de ruimtegolf
c een hoge frequentie met propagatie via de grondgolf
d een hoge frequentie met propagatie via de ruimtegolf
-