001
Element X, onderin het schema, is:
a een tekensymbool voor een reactantie
b een kwartskristal dat zich capacitief gedraagt
c een Foster-Seeley detector
d een kwartskristal dat zich inductief gedraagt
-
002
Transistor Q2:
a versterkt de laagfrequentspanning van Q1 ongeveer 10 x
b versterkt de laagfrequentspanning van Q1 ongeveer 30 x
c is bedoeld als scheidingstrap
d versterkt de laagfrequentspanning van Q1 ongeveer 3 keer
-
004
De diodeschakeling D is hier een:
a frequentiemodulator
b bruggelijkrichter
c balansmodulator
d frequentievermenigvuldiger
-
005
R1 en R2:
a dienen voor de tegenkoppeling van Q1
b verzorgen de werkpuntinstelling van Q1
c vormen een laagdoorlaatfilter met C1
d dienen voor de juiste aanpassing van microfoon M
-
006
R18 en R19 :
a dienen voor de tegenkoppeling van Q4
b dienen voor een juiste aanpassing van filter F
c verzorgen de werkpuntinstelling van Q4
d vormen een laagdoorlaatfilter met C16 en R17
-
007
R12 en R13 :
a dienen voor het dempen van C13
b dienen voor het dempen van L2
c dienen voor tegenkoppeling van Q3
d verzorgen de werkpuntinstelling van Q3
-
003
Voor optimale onderdrukking van de draaggolf geldt:
a C11 is ongeveer gelijk aan C10 en de loper van R11 is ongeveer in de middenpositie gedraaid
b C10 is gelijk aan C1, en de loper van R1, is geheel naar boven gedraaid
c C10 = 2 x C11 en de loper van R11 is geheel naar beneden gedraaid
d C11 = 2 x C10 en de loper van R11 is ongeveer in de middenpositie gedraaid
-
008
In deze schakeling is Q4:
a een hoogfrequent versterker
b geschakeld in GCS
c geschakeld in GBS
d een scheidingsversterker\
-
009
Q1, Q2, Q3, Q4 en Q5 zijn:
a N-kanaal veldeffecttransistoren
b P-kanaal veldeffecttransistoren
c NPN-transistoren
d PNP-transistoren
-
FIGUUR 03
┘