8.21 Universeel meter
De universeelmeter is voor elke elektrotechnicus en zendamateur een onmisbaar meetinstrument.
We kunnen er vrijwel altijd spanning, stroom en weerstand mee meten.
Soms zit er ook de mogelijkheid op om transistoren door te meten en om batterijen te testen.
Moderne multimeters kunnen ook aangesloten worden op een temperatuursensor waardoor de temperatuur kan worden gemeten.
De universeelmeter wordt ook wel multimeter genoemd.

Digitale universeelmeter
De meeste multimeters die wij nu in de winkel en op webshops zien is de digitale multimeter.
Men kan op een display aflezen in cijfers wat de gemeten waarde is.
Sommige meters laten ook een balk zien die verder oplicht als de waarde groter is (en minder als de waarde kleiner wordt).
Zo een balk noemen wij een bargraph.
We hebben al eerder het nadeel van een digitale meter ten opzichten van een analoge meter genoemd:
Bij een analoge meter zie je door de richting van de naald of de waarde omhoog of omlaag gaat; bij een multimeter moet je eerst de cijfers interpreteren.
Een bargraph laat zien of de waarde omhoog of omlaag gaat, zonder dat we na te hoeven denken over wat de cijfers ons zeggen. 
Ander nadeel van de digitale universeelmeter is dat ze wat trager zijn dan analoge meters en op de wip kunnen zitten en daardoor steeds een iets andere waarde weergeven terwijl de werkelijk waarde stabiel is.
De traagheid die men ervaart bij het meten noemen wij de "response time", in het Nederlands kunnen wij dat het best vertalen met meetsnelheid.

De betere universeelmeter meet nauwkeuriger dan een analoge meter, hij is nauwkeuriger af te lezen, zeker bij kleine waardes.
Een display heeft doorgaans vier cijfers. al komen er ook goedkopere types voor met slechts 3 cijfers en wat duurdere met 5 cijfers.
Dit betekent dat als wij met een meter met vier cijfers een waarde meten kleiner dan 9,999 dat wij tot 3 cijfers achter de komma meten. Is de waarde 1000 of groter dan meten wij helemaal niet meer achter de komma, en boven de 9999?

De werking van deze meters berust in zijn geheel op elektronica en daardoor is de ingangsimpedantie zeer hoog.
Er is dan heel weinig invloed van de meter op de schakeling.
Bij het meten van wisselspanningen- en stromen kan zo een digitale universeelmeter wel problemen geven als de frequentie van de wisselstroom of spanning hoger wordt dan een paar kHz.
Door de elektronica en de opbouw van de meter kan de meter vreemde waardes gaan aangeven als hij hoge frequenties aangeboden krijgt.
Tot welke frequentie de meter nauwkeurig kan meten moet aangegeven staan in de specificaties.

Analoge universeelmeter

Naast de universeel- of multimeters met een digitaal display zijn er nog steeds meters met een wijzer en een wijzerplaat ondergebracht in een draaispoelmeter.
Dit zijn de analoge meters.
De waardes lezen wij af op de afleesschaal.
Dit kan nooit zo nauwkeurig als bij een universeelmeter.
Toch is een analoge meter nauwkeuriger, want het kleinste verschil is bij een analoge meter te zien door een klein beetje bewegen van de naald.
Als wij een digitale meter hebben met 3 cijfers, en we meten 230 Volt, dan zien wij niet of de spanning schommelt tussen 230,1 en 230,4 Volt. de meter blijft 230 Volt aangeven.
Bij de analoge meter zullen wij, als we goed kijken, de meter iets zien bewegen.
De gevoeligheid van de niet-elektronische universeelmeter is ongeveer 20 kΩ/V bij gelijkspanning en 2 kΩ/V bij wisselspanning.
Zowel bij de analoge meter als bij de digitale meter zijn er meestal meerdere aansluitingen.
Meestal bestaan deze uit een common (zwart) en een rode aansluiting voor de meeste waardes, maar daarnaast nog een aansluiting voor het meten van hoge stromen.
Stroom meten blijft een vak apart.
De stroom moet door de meter maar de meter mag geen deel uitmaken van de schakeling.
Dit kan natuurlijk niet, daarom moet de meter zo min mogelijk deel uitmaken van de schakeling en de weerstand voor het meten bij stroom zo laag als mogelijk zijn.
Er gaat een kleine stroom door de meter zelf, en de meeste stroom loopt door een weerstand met een lagere  waarde parallel aan de meter, dit is de zogenaamde shuntweerstand.
Voor het meten van grote stromen moet de shuntweerstand wel veel meer vermogen kunnen dissiperen en daarom moet er overgeschakeld worden naar een andere aansluiting waar deze shuntweerstand aangesproken wordt.
Gaan wij een grote stroom meten terwijl de meter nog in het mA bereik staat, dan vernielen wij de meter, er zal waarschijnlijk rook uit gaan komen.
Nu is het zenden van rooksignalen ook een vorm van communicatie, maar niet ons doel.

Weerstand meten
Bij het meten van een weerstand met een universeelmeter stuurt de meter een stroom door de weerstand.
Doordat de spanning bekend is, kan aan de hand van de gemeten stroom de weerstand bepaald worden.
Doordat er een stroom moet lopen, en een weerstand zelf passief is, moet de meter zelf voor de spanning en stroom zorgen.
Daarom is een batterij of accu in de meter noodzakelijk.
Meestal zit er een 1,5 Volt penlight in een universeelmeter als deze analoog is (voor het meten van stroom en spanning heeft deze meter geen externe spanningsbron nodig) of een 9 Volts blokbatterij in een digitale universeelmeter.
De digitale universeelmeter heeft ook de batterij nodig om stroom en spanning te kunnen meten, omdat de elektronica in de meter een gelijkspanning nodig heeft