3.83 Spiegelfrequentie
Spiegelfrequenties treden op in ontvangers met mengtrappen
Als wij f3, de uitgang van de mengtrap, hebben ingesteld op 455 kHz, en onze lokale oscillator (f2) draait op 3,1 MHz, dan kan f1 (3,1 MHz + 455 kHz) zijn maar ook (3,1 MHz - 455 kHz).
Als f1 is 3,555 MHz , dan zal het signaal van deze frequentie doorgegeven worden als f3, de middenfrequentie.
Maar als f1 is 2,645 MHz, dan zal deze ook worden doorgegeven als f3, immers, f2 - f1 = 3,1 - 2,645 = 455 kHz.
Wij zijn alleen geïnteresseerd in het signaal op 3,555 MHz, de frequentie die wij niet willen ontvangen is de spiegelfrequentie.
In de afbeelding hierboven zien wij in het midden de frequentie van de lokale oscillator, aan de rechterkant is het gewenste groene ingangssignaal, aan de linkerkant het ongewenste rode ingangssignaal, de spiegelfrequentie. Daarom moet aan de ingang van de ontvanger een filter worden geplaatst dat de gewenste frequentie wel doorlaat en de spiegelfrequentie niet.
Omdat het onderdrukken van spiegelfrequenties met een middenfrequentie die vrij laag ligt, erg lastig is, bouwt men tegenwoordig ontvangers waarbij de middenfrequentie omhoog gemengd wordt naar 70 MHz of hoger.
Als een middenfrequentie 80 MHz is en we willen 3,555 MHz ontvangen, dan gebruiken wij een oscillator op 83,555 of 76,455 MHz.
Wij kiezen in dit voorbeeld voor 76,455 MHz. f1 + 76,455 MHz = 80 MHz, f1 = 3,555 MHz.
Een ander signaal dat 80 MHz zou kunnen opleveren is 156,455 MHz ( - 76,455  = 80 MHz).
Deze frequentie ligt zover bij de ontvangstfrequentie vandaan dat deze goed te filteren is.  
Des te hoger wij de middenfrequentie kiezen, des te hoger zal de lokale oscillator moeten werken en zullen de spiegelfrequenties verder uit elkaar komen te liggen.