H 05   Zenders     0-100
H 05   Zenders     101-200
101

In de figuur is het blokschema van een zender gegeven.
Het blokje + stelt voor:

a   de oscillator
b   de stuurtrap
c   de scheidingstrap
d   de modulato

-
102

Een enkelzijband telefoniezender met onderdrukte draaggolf op 5 Mhz werkt volgens de filter methode en wordt gemoduleerd met een sinusvormig signaal van 2500 Hz.
De hoge zijband wordt uitgezonden.
In het frequentiespectrum komt de component 4997.5 Khz voor.
Dit wijst op:

a   onvoldoende onderdrukking van de draaggolf
b   onvoldoende onderdrukking van de lage zijband
c   intermodulatie vervorming in de balansmodulator
d   intermodulatie vervorming in de trap na het zijbandfilter

-
103

Welke van de volgende schakelingen is het meest geschikt voor frequentie vermenigvuldiging

a   een lineaire versterker
b   een versterker in klasse C
c   een oscillator
d   een mengtrap\

-
104

Een amplitude gemoduleerd telefoniesignaal heeft de volgende eigenschap:

a   de bandbreedte is onafhankelijk van de frequentie van het modulerend signaal
b   de frequentie van de draaggolf is constant
c   de fase van de draaggolf varieert in het ritme van de modulatie
d   alle zijbandcomponenten hebben gelijke amplitude

-
105

Een hoogfrequent draaggolf wordt 100% gemoduleerd met een sinusvormige spanning.
Tijdens de maxima van het gemoduleerd signaal is het hoogfrequent vermogen:

a   de helft van het draaggolf vermogen
b   gelijk aan het draaggolf vermogen
c   tweemaal zo groot als het draaggolf vermogen
d   viermaal zo groot als het draaggolf vermogen

-
106

Bij een EZB zender wordt de draaggolf onderdrukt om:

a   de verstaanbaarheid te verbeteren
b   de bandbreedte te halveren
c   storingen door laagfrequent detectie te verminderen
d   het beschikbaar vermogen in de zijband te concentreren

-
107

Een FM zender met een uitganghsvermogen van 100 watt is belast met een gloeilamp van 100 watt.
De zender wordt met spraak gemoduleerd.
De lamp zal:

a   niet gloeien
b   alleen gloeien tijdens het spreken
c   constant branden
d   in het spraakritme feller gloeien

-
108

Een ongewenst component die uitgestraald wordt door een zender werkend op een frequentie van 14 Mhz,
met een zendvermogen lager dan 100 milliwatt, dient tenminste onderdrukt te zijn met:

a   40 dB
b   50 dB
c   60 dB

-
109

Een EZB telefoniezender met onderdrukte draaggolf op 5 Mhz werkt volgens de filtermethode en wordt gemoduleerd met een sinusvormig signaal van 2500 Hz.
De hoge zijband wordt uitgezonden.
In het frequentiespectrum komt het component  499.7 Khz in sterke mate voor.
Dit wijst op:

a   onvoldoende onderdrukking van de draaggolf
b   onvoldoende onderdruklking van de lage zijband
c   intermodulatie in de balansmodulator
d   intermodulatie in een trap na het zijbandfilter

-
110

In een amateurzender wordt een EZB-signaal opgewekt op 5,3 MHz.
De trap die dit signaal omzet naar de zendfrequentie is de:

a   fasemodulator
b   mengtrap
c   vermenigvuldigtrap
d   zwevingsocillator

-
111

Een amplitudegemoduleerd signaal kan onvervormd worden versterkt door:

a   een vermenigvuldiger
b   een lineaire versterker
c   een versterker in klasse C
d   een niet-lineaire versterker

-
112

De toegestane bandbreedte voor een uitzending van een EZB in de Hf banden is max:

a   2.23 Khz
b   3 Khz
c   6 Khz
d   16 Khz

-
113

De scheidingstrap in een in amplitude gemoduleerde zender heegt als functie:

a   het constant houden van de amplitude van de draaggolf
b   belastingvariaties voorkomen op de oscillator
c   het neutroniseren van de eindtrap overbodig te maken
d   paracitaire oscillatieverschijnselen te voorkomen

-
114

Een zendersignaal in de 145 Mhz frequentieband wordt opgewekt met behulp van onderstaande oscillatorschakeling.
De zender is belast om te worden ingeteld op kanalen in een 25 Khz raster.
De frequentie van de referentie oscillator is:

a   145 Mhz
b   20 Khz
c   144.025 Mhz
d   145.975 Mhz

-
115

Een amplitude gemoduleerde zender wordt gemoduleerd met 2 sinusvormige signalen van 3 en 6 Khz.
Een ontvanger welke deze signalen met een AM detector zonder vervorming kan ontvangen moet een bandbreedte hebben van minimaal:

a   6 Khz
b   9 Khz
c   12 Khz
d   18 Khz

-
116

Een 144 Mhz Fm zender bestaat uit een gemoduleerde oscillator op 9 Mhz, gevolgd door vermenigvuldigingstrappen.
De frequentiezwaai van het uitgangssignaal is 1600 Hz.
De frequentiezwaai van het oscillatie signaal is:

a   2304 Hz
b   1600 Hz
c   177 Hz
d   100 Hz

-
117

Wanneer in een electronisch apparaat laagfrequent detectie ontstaat, bij welke klasse van uitzending is dat dan duidelijk waarneembaar?

a   F3E
b   J3E
c   bij alle modulatie soorten
d   G3E

-
118

Een enkelzijbandtelefoniezender werkt met een draaggolfoscillator op 1 MHz.
Het zijbandfilter laat uitsluitend signalen in de laqe zijband door.
Voor spraaksignalen met frequenties tussen 300 Hz en 3000 Hz zijn de grenzen van de doorlaatband van het filter:

a   997kHz en 1003kHz
b   1000,3 kHz en 1003 kHz
c   997,7 kHz en 1003,3 kHz
d   997kHz en 999,7 kHz

-
119

In een 2-meter FM-zender worden drie frequentievermenigvuldigtrappen toegepast. Deze trappen vermenigvuldigen 2 maal, 3 maal en 3 maal.
De oscillatorfrequentie is ongeveer:

a     8 Mhz
b   12 MHz
c   18 Mhz
d   24 MHz

-
120

Een zendersignaal in de 2 meter band wordt opgewekt met behulp van onderstaande oscillatorschakeling.
De zender is bestemd om te worden ingesteld op kanalen in een 25 kHz raster.
De frequentievan de referentie-oscillator is:

a   145 Mhz
b   25 kHz
c   145,025 Mhz
d   145.975 Mhz

-
121

In een 2-meter FM-zender wordt doorgaans:

a   het oscillatorsignaal eerst in frequentie verveelvoudigd tot de zendfrequentie en vervolgens gemoduleerd
b   het modulatiesignaal eerst in frequentie verveelvoudigd en dan aan de eindtrap toegevoerd
c   het oscillatorsignaal eerst gemoduleerd en vervolgens in frequentie verveelvoudigd
d   de frequenties van het modulatiesignaal en die van het oscillatorsignaal beidzonderlijk verveelvoudigd en dan aan de modulator toegevoerd

-
122

Een zender wordt gelijktijdig gemoduleerd met twee sinusvormige signalen.
Indien het spectrum van het uitgangssignaal het getekende beeld vertoont, is er sprake van:

a   dubbelzijbandmodulatie
b   enkelzijbandmodulatie met volle draaggolf
c   fasemodulatie
d   frequentiemodulatie

-
123

Een zendereindtrap, ingesteld in klasse B, wordt maximaal uitgestuurd door een 100% in amplitude gemoduleerde draaggolf.
Het uitgangsvermogen van de draaggolf is 100 watt.
Als deze eindtrap maximaal wordt uitgestuurd door een enkelzijbandsignaal, bedraagt het uitgangsvermogen (PEP):

a   50 W
b   100 W
c   200 W
d   400 W

-
124

Gegeven is het frequentiespectrum van een met één toon gemoduleerde AM-zender.
De draaggolf wordt voorgesteld door:

a   lijn 1
b   lijn 2
c   lijn 3
d   lijnen 1 en 3

-
125

Het signaal van een EZB-amateurzender heeft het volgende spectrum:

Het vermogen van de restdraaggolf is 10 milliwatt.
Het vermogen van de zijband is:

a   100 mW
b   1 W
c   10 W
d   100 W

-
126

Het pi-filter is tussen de eindtrap van een zender en de voedingskabel naar de antenne geschakeld:
Dit pi-filter:

a   onderdrukt harmonisen van de grondfrequentie
b   verbetert de staandegolfverhouding op de voedingskabel naar de antenne
c   verhoogt de antennewinst
d   verbetert de frequentiestabiliteit van de zender

-
127

De functie van de stuurtrap in een FM-zender is het:

a   opwekken van de zendfrequentie
b   besturen van de zenderfuncties
c   moduleren van de draaggolf
d   uitsturen van de eindtrap

-
128

Een eindtrap van een frequentie-gemoduleerde zender wordt voor een zo hoog mogelijk rendement ingesteld in:

a.   klasse C
b.   klasse AB
c.   klasse B
d.   klasse A

-
129

Voor optimale verstaanbaarheid van spraak dient via een telefoniezender een frequentieband overgebracht te worden die ligt tussen

a   2000 en 4000 Hz
b   1000 en 2000 Hz
c   300 en 3000 Hz
d   100 en 1000 Hz

-
130

Van twee morsetelegrafiezenders (A1A) zijn de hoogfrequent uitgangssignalen weergegeven
Wat is juist ?

a   signaal 1 heeft een grotere bandbreedte dan signaal 2
b   signaal 1 heeft een kleinere bandbreedte dan signaal 2
c   signaal 1 heeft dezelfde bandbreedte dan signaal 2
d   er kan geen conclusie over het verschil van bandbreedte worden getrokken

-
131

Gegeven is het frequentiespectrum van een met één toon gemoduleerde AM-zender.
De met 2 aangeduidde lijn  stelt voor de

a   lage zijband
b   draaggolf:
c   hoge zijband
d   toon

-
132
Een enkelzijbandzender wordt met twee even sterke sinusvormige audiosignalen van respectievelijk 800 Hz en 1000 Hz uitgestuurd.
Het uitgangssignaal wordt zichtbaar gemaakt op een oscilloscoop.
Dit beeld geeft aan dat een van de zendertrappen:

a   veel harmonischen produceert
b   overstuurd wordt
c   niet lineair is
d   te weinig uitgestuurd word

-
133

De scheidingstrap in een zender heeft als functie

a   constant houden van de ampltude van de draaggolf
b   besturen van de zenderfuncties
c   voorkomen van parasitaire ocsollator verschijnselwn
d   voorkomen van belastingvariaties op de oscilltor

-
134

In een 2 meter fm zender wordt doorgaans

a   het oscillatiesignaal eerst in frequentie verveelvoudigd tot de zendfrequentie en vervolgens gemoduleerd
b   het modulatiesignaal verveelvoudigd en aan de eindtrap toegevoegd
c   het oscillatiesignaal eerst gemoduleerd en vervolgens in frequentie verveelvoudigd
d   het modulatiesignaal en hwt oscillatiesignaal fzonderlijk verveelvoudigd en dan aan de modulator toegevoerd

-
135
In een enkelzijbandzender wordt de draaggolf onderdrukt om

a   het beschikbare vermogen in de zijband te concentreren
b   storingen door laagfrequent detectie te verminderen
c   de verstaanbaarheid te verbeteen
d   de bandbreedte te halveren

-
136
De balansmodulator in een enkelzijbandzender

a   verkleint de vervorming van het laagfrequent signaal
b   verbeter de signaal/ruis verhouding
c   onderdukt 1 van de zijbanden
d   onderdrukt de draaggolf

-
137

in een amateurzender wortdt een ezb signaal opgewekt op 5.3 Mhz
De trap die dit signaal omzet naar de zendfrequentie is de

a   fasemodulator
b   mengtrap
c   vermenigvuldigingstrap
d   zwevingsoscillator

-